Mijn favoriete object 2 – JA/NEE

Mijn favoriete object 2 – JA/NEE

29 juli 2018
Een aantal jaar geleden bedacht ik dat het interessant zou zijn winkeliers te vragen naar hun meest favoriete object uit de winkel. Dit lievelingsvoorwerp mocht een heel directe relatie hebben met de in de winkel te verkopen spullen (een fietsenmaker kiest een fiets), maar kon ook iets zijn dat juist niets met de winkel te maken had. Iets dat de winkelier bijvoorbeeld altijd bij zich draagt, een gevonden voorwerp, of iets dat een belangrijke emotionele waarde heeft. Ik vroeg de winkeliers niet alleen hun favoriete voorwerp te benoemen maar ook te beschrijven wat het object zo bijzonder maakt. En als klap op de vuurpijl wilde ik hem/haar een tekening van het favoriete object laten maken. Het lukte me een aantal winkeliers te vinden die het een en ander wilden opschrijven en tekenen, maar al snel was ik weer met andere dingen bezig en vergat ik het project.

Lopend in de Amsterdamse Poort, hét winkelcentrum in Amsterdam Zuidoost, moest ik weer aan dit project denken. De enorme variatie in winkels maakte het aantrekkelijk het project weer op te pakken. Ik besloot alleen maar kleine winkels te benaderen die het multiculturele karakter van Zuidoost onderstrepen en dus niet de onpersoonlijke winkelketens die je in iedere stad vindt.
De afgelopen week heb ik zo’n 70 winkeliers benaderd. Ongeveer de helft heeft toegezegd mee te doen, de andere helft heeft ofwel geen tijd, zegt niet te kunnen tekenen of heeft er gewoon geen zin in. Hieronder volgt een bloemlezing van de winkeliers die in eerste instantie WEL mee wilden doen, maar zich later toch bedachten. Later volgt een (uitgebreider) verslag over winkels die WEL meedoen.

Kapper
De eigenaar is aanvankelijk niet zo enthousiast, maar mijn enthousiasme over zijn opmerking (ik hecht niet aan spullen, maar aan mensen) zorgt ervoor dat hij uiteindelijk wél mee wil doen. Ik stel voor een tekening van al het personeel te maken, hij lijkt ermee in te stemmen. Of hij zelf een tekening zal maken is nog wel twijfelachtig, misschien dat een van de kapsters wel iets kan tekenen, zegt hij. En mocht dat dan ook niet lukken, dan kunnen we altijd nog  een foto van het voltallige kapperspersoneel maken, suggereer ik.
Bij mijn tweede bezoek denk ik de eigenaar meteen te herkennen, hij lacht me toe en staat voor in de winkel een klant te knippen. Hij maakt een gebaar dat ik plaats kan nemen op een van de stoelen. Wanneer hij klaar is met de klant, neemt er een volgende klant plaats in de kappersstoel, en weer lacht hij me vriendelijk toe.
Ik had gehoopt hem tussendoor even te kunnen spreken, maar het is druk. In de tussentijd maak ik stiekem een foto van de zaak, het ziet er mooi uit: twee evenwijdige rijen stoelen, één rij voor de wachtenden en daartegenover een rij voor diegenen die geknipt worden. Op de grond liggen veel stukjes wit papier die eerst om de nek van een klant zaten, omringd door veel afgeknipte zwarte haren, tezamen een mooie composite vormend op de grijze vloer.
Een van de kappers heeft echter meteen in de gaten dat ik een foto maak en spreekt me vermanend toe. ‘Why do you make a picture?’ wil hij weten. Mijn antwoord dat ik de setting zo mooi vindt overtuigt hem duidelijk niet, enigszins dreigend blijft hij voor me staan. Ik zeg dat ik de foto zal wissen, wat ik ook doe. Dan pas zie ik achterin de zaak de eigenaar zitten. Net als de vorige keer zit hij daar op een bank, zelf knipt hij niet. Ik maak me los van de stoel en loop naar hem toe, we schudden elkaar de hand. Hij zegt dat hij nog geen tekening heeft gemaakt, waarop ik voorstel komende week nog een keer terug te komen. Hij zegt dat het beter is maandag even te bellen om hem eraan te herinneren dinsdag de tekening mee te nemen.
Ik loop de zaak weer uit, en wanneer ik buiten sta herinneren twee kappers me er fijntjes aan dat het maken van een foto echt niet kon. Ik bied nogmaals m’n verontschuldigingen aan, zeg dat ik de foto inmiddels gewist heb. De eigenaar houdt ons vanaf zijn bank in de gaten, ik hoop dat mijn onbesuisde fotoactie hem er niet van zal weerhouden een tekening te maken. Een groepsfoto van alle kappers kan ik nu waarschijnlijk wel op mijn buik schrijven.
Als ik maandag de eigenaar bel en vraag of ik morgen de tekening kan komen halen, zegt hij dat hij wel contact met mij opneemt als het zover is. Een slecht voorteken, lijkt me. Een paar dagen later loop ik op goed geluk de kapperszaak binnen, nu loop ik linea recta naar bank achterin de zaak waar de eigenaar zoals gebruikelijk resideert. Hij schudt mij vriendelijk de hand en zegt, wanneer ik naar de tekening vraag, ‘They don’t want it because you took a picture’. Mijn voorgevoel klopte dus helemaal, de foto deed me de das om.

Vis
Het meisje dat in de winkel werkt neemt de enveloppe met vragenlijst en tekenvel in ontvangst en belooft deze aan de eigenaar van de winkel te geven. Zelf kan ze wel meerdere lievelingsvoorwerpen bedenken: ‘M’n scherpe messen, m’n bakspatel, ja dat zijn echt dingen die ik veel gebruik’.
Wanneer ik een paar dagen later de eigenaar van de winkel vraag of hij het formulier heeft gekregen, zegt hij van niets te weten. Ik leg hem uit wat de bedoeling is en vertel dat het meisje meteen wist dat ze haar messen en spatel zou tekenen. Hij zegt dat hij ook wel weet wat zijn lievelingsvoorwerp is, ‘Een vrouw!’ Ik zeg dat een vrouw geen voorwerp is, waarop hij antwoordt: ‘Het hangt er vanaf wat je ermee doet’. Hij neemt een nieuwe enveloppe in ontvangst en zegt dat hij ernaar zal kijken. Wanneer ik voor de derde keer in de winkel kom vertelt het meisje dat de eigenaar er toch vanaf ziet.

Bloemen
Al sinds 1979 zit de eigenaar in de bloemen. Hij begon als jonge jongen samen met een vriendje als invalkracht in een bloemenzaak en van het een kwam het ander, op een gegeven moment nam hij de zaak waar hij werkte over.
Het is steeds moeilijker om je hoofd als kleine zelfstandige boven water te houden, vertelt hij. Neem nu de man die sinds een paar weken op marktdagen pal naast zijn winkel een bloemenstal optuigt. Eerst komt hij bij hem kijken wat hij voor zijn bloemen vraagt en vervolgens gaat hijzelf onder die prijs zitten, ‘Hij verkoopt z’n bloemen voor minder dan de inkoopprijs op de veiling’.
‘Wat zijn de regels?’ vraagt de eigenaar mij. ‘Mag er iemand naast je zomaar een bloemenzaak beginnen?’ Hij heeft het bij het stadsdeel aangekaart, daar kreeg hij te horen dat hij alleen online een klachtenformulier kon invullen, je krijgt niemand te spreken. En toen hij de marktmeester er op aansprak antwoordde die ‘We hebben een bloemenzaak nodig op de markt’.
Dat kan wel zo zijn, maar waarom komt die zaak dan pal naast zijn deur te staan?