2007 – Voor het eerst in Suriname
17 juli 2018
In 2007 kwam ik voor het eerst in Suriname. Het was geen vooropgezet plan, het overkwam me meer. De Rietveld Academie, waar ik lesgeef aan studenten van de vooropleiding, besloot eind 2006 een samenwerkingsverband aan te gaan met de plaatselijke kunstacademie in Paramaribo, het Nola Hatterman Instituut, thans Nola Hatterman Art Academy geheten. En zo belandde ik als docent beeldende kunst in de voormalige Nederlandse kolonie.
Samen met collega Karien Wielenga gaf ik gedurende een maand een paar keer per week les op de kleine kunstacademie, daarnaast hadden we veel tijd om te bespiegelen op het land en haar bevolking. Op onze gehuurde fietsen reden we lange stukken door Paramaribo, van onze protserige nieuwbouwvilla aan de rand van de stad naar het het historische stadscentrum en vice versa. Ook fietsten we over de Wijdenboschbrug naar de andere kant van de stad, waar oude plantages wegkwijnden of juist weer werden opgepoetst om het toeristisch verkeer op gang te helpen.
Steeds meer besefte ik dat Suriname een volledig door Nederlanders geconstrueerd land is. Vanaf het moment dat Abraham Crijnssen het land in 1667 veroverde op de Engelsen viel het onder de Nederlandse invloedssfeer. Na Nederlandse (mislukte) pogingen de inheemse bevolking aan het werk te zetten op de plantages, besloten de kolonisten hun arbeidskrachten uit Afrika te halen. Ruim een half miljoen mensen werden verscheept, en toen pas in 1863 een einde kwam aan de slavernij gingen de plantagehouders op zoek naar nieuwe goedkope arbeidskrachten in India en Indonesiƫ. Door de eeuwen heen ontstond zo een mengelmoes aan verschillende etniciteiten en geloofsovertuigingen, zorgvuldig bijeengebracht door de Hollandse koopmansgeest.
Fietsend door de stad fotografeerde ik veel prachtige schilderingen. Reclameschilderingen op muren, schilderingen van pop- en filmsterren op bussen en beschilderde schaafijskarretjes. Terug in Nederland maakte ik een dummie van deze foto’s en vroeg aan het Tropenmuseum of daar niet een boek in zat. Het museum koppelde mij aan Paul Faber, conservator Afrika, en samen met Chandra van Binnedijk, journaliste in Suriname, maakten we het boek ‘Schaafijs & Wilde Bussen’ (2010). We deden onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van de schilderingen en bezochten talloze schilders die we in een later stadium verzochten een schildering te maken voor een gelijknamige expositie in Fort Nieuw Amsterdam.
In 2012 gaf ik voor de tweede keer les in Suriname, en weer werd ik betoverd door het land en de mensen. Ik was samen met Erik Mattijssen een maand lang te gast bij Roy Tjin en Gaby Giessler en vierde daar, in het hart van Paramaribo, mijn ‘bigi jari’ (ik werd 50).
De samenwerking met het Nola hield een jaar later op te bestaan. Als afsluiting van deze bijzondere zevenjarige periode stelde ik samen met Karien Wielenga het boek ‘Kon Makandra, Amsterdam-Paramaribo Paramaribo-Amsterdam’ samen, waarin het resultaat van de samenwerking te lezen en te zien is. Tenslotte vond in 2016 vond de tentoonstelling ‘Zuiver’ plaats in galerie Nieuw Dakota, alwaar Surinaamse en Nederlandse kunstenaars tezamen hun werk toonden in Amsterdam Noord.
.