Fantoommerrie

24 januari 2019

Marieke Lucas Rijneveld presenteert morgen haar nieuwe dichtbundel Fantoommerrie bij uitgeverij atlas contact.
In april 2018 maakte ik de omslagillustratie voor deze bundel.
Charlotte van den Broeck, Anna Enquist en Joke van Leeuwen houden een voordracht, Roosbeef zorgt voor de muziek.
Op radio 1 een interview met Rijneveld

Athenaeum Boekhandel toont een etalage vol fantoommerries, uitgeknipte slakken en duploblokken

Geelzucht

4 januari 2019

Geelzucht

Enkele maanden geleden besloten wij kerst in Frankrijk door te brengen. Geen familiediner op kerstavond, maar lekker luieren in de MidiPyrénées, hopend op wat zon. Toerend door het glooiende landschap passeerden we al snel auto’s met duidelijk gepositioneerde gele hesjes – steunbetuigingen aan de beweging die sinds november 2018 fanatiek protesteert tegen de in hun ogen te hoge brandstofprijzen en de arrogantie van de regeringMacron.
Een gele vlek verspreidde zich in geen tijd over het land. Volgens Wikipedia steunde een maand geleden 84% van de Franse bevolking de actievoerders. Op de Franse wegen is dat goed te zien. Veel auto’s van Franse makelij tonen trots hun gilet jaune op het dashboard, maar ook bestuurders van een Range Rover, Mercedes of Jeep laten zich niet onbetuigd.
Dat de protestbeweging nog niet uitgeteld is, bleek woensdagavond nog in het centrum van Parijs. Eric Drouet, een van de boegbeelden, werd er gearresteerd toen hij op de Place de la Concorde met een vijftigtal ‘gele hesjes’ de doden en gewonden van de protestacties herdacht – een betoging waarvoor geen toestemming was gegeven. De 33jarige vrachtwagenchauffeur werd in december ook al aangehouden.

De Standaard – 4 januari 2019

NRC Handelsblad – 10 januari 2018


SOLO 25 kunstenaars uit Castellum Aquae

SOLO
25 kunstenaars uit Castellum Aquae

Op zaterdag 20 oktober 2018 om 11.00 uur opent dr. Renée Steenbergen, kunsthistoricus, de tentoonstelling ‘SOLO’.
Renée schreef toonaangevende boeken over verzamelaars van moderne kunst in Nederland, doet weten-schappelijk onderzoek naar motieven van gevers en is hoofdredacteur van magazine The Fundraiser. Inloop vanaf 10.45 uur.
U bent van harte welkom.

Van solo- naar groepstentoonstelling.
Alle solo-exposities van Castellvm Aqvae van Corrie en Harry Swaak komen samen in de Vishal.
Een groepstentoonstelling van 25 solo-exposanten met de titel ‘SOLO’. Voor deze gelegenheid is een boek samengesteld, interviews met de 25 kunstenaars door Joost Pollmann, atelierfotografie en achtergronden over Castellvm Aqvae.

De kunstenaars:
Fons Brasser  |  Jan Jacobs Mulder  |  Helmuth van Galen  |  Ronald Ruseler  |  Sjoerd Buisman  |  Piet van Leeuwen  |  Kuno Grommers  |  Margreet Bouman  |  Erik de Bree  |  Andrew March  |  Piet Zwaanswijk  |  Arthur Kempenaar  |  Eric de Nie  |  Jan Willem Post  |  Marissa Evers  |  Jan Polak  |  Stefan Kasper  |  Corinne Bonsma  |  Stance Oonk  |  Kees Bierman  |  Tammo Schuringa  |  Alice Brasser  |  Vincent Uilenbroek  |  Michel van Overbeeke  |  Michiel Hogenboom

20 – 28 oktober 2018

De Vishal
Grote Markt 20
2011 RD Haarlem

openingstijden:
di – za: 11 – 17 uur
zo: 13 – 17 uur


Dr Renée Steenbergen, art historian, opens the exhibition ‘SOLO’ on Saturday 20 October 2018 at 11.00.

Renée wrote leading books on collectors of modern art in the Netherlands, conducts scientific research into motives of givers and is editor-in-chief of magazine The Fundraiser. Walk-in starting at 10.45.
You are welcome.

From solo to group exhibition.
All the solo exhibitions of Castellvm Aqvae by Corrie and Harry Swaak come together in the Vishal.
A group exhibition of 25 solo exhibitors with the title ‘SOLO’. For this occasion a book has been compiled, interviews with the 25 artists by Joost Pollmann, studio photography and backgrounds about Castellvm Aqvae.

 

 

Haarlemse Herfst

Haarlemse Herfst

28, 29 en 30 september 2018

Heike Kati Barath, Frans Boomsma, Hans Bouman, Margreet Bouman, Koen Ebeling Koning, B.C. Epker, Nour- Eddine Jarram, Marleen Kappe, Stefan Kasper, Pieter Kusters, Couzijn van Leeuwen, Beth Namenwirth, Jonas Ohlsson, Serge Onnen, Helma Pantus, Micha Patiniott, Ronald Ruseler, Tammo Schuringa, Henk Visch, Witte Wartena, C.A. Wertheim

Regentenkamer Remonstrantshof – Ursulastraat 16 – 2011 PN Haarlem

vr 28 september: 17.00 – 22.00 uur
za 29 september: 12.00 – 17.00 uur
zo 30 september: 12.00 – 17.00 uur

vervolg Mijn favoriete object 2 – JA/NEE

vervolg Mijn favoriete object 2 – JA/NEE

28 augustus 2018
Vorige maand benaderde ik zo’n 70 winkeliers met de vraag of ze voor mij het favoriete object in hun winkel wilden omschrijven en er vervolgens een tekening van konden maken. Ongeveer 30 winkeliers wilden wel meewerken, de andere winkeliers hadden ofwel geen tijd, zeiden niet te kunnen tekenen of hadden er gewoon geen zin in. Hieronder volgt een verslag van de winkeliers die aanvankelijk wel mee wilden doen, maar zich later toch bedachten.
Scroll verder naar beneden om meer winkels te zien.

Kleding
Na ons gesprek over het favoriete object geef ik de kleermaker mijn visitekaartje. ‘Ik krijg kippenvel’, zegt hij als hij de foto op het kaartje ziet, ‘Is dit Congo?’ Dan vertelt hij over een documentaire over Congo die hij over de Belgische koning Leopold II zag, over de wandaden die hij beging. ‘Ik ben gehuild’, zegt hij.


visitekaartje – Kwamina A-Pé-Sé bij het Binnen-gasthuis (O.Z. Achterburgwal)

Ik vertel de kleermaker dat de op het kaartje afgebeelde jongen Kwamina A-Pé-Sé is en dat hij in 1883 in Amsterdam onderdeel van de wereldtentoonstelling was. Omdat de handen van Kwamina op mijn visitiekaartje niet zichtbaar zijn, moest de kleermaker meteen aan de afgehakte Congolese jongenshanden denken ten tijde van het schrikbewind van Leopold II. De website IsGeschiedenis zegt daar het volgende over: Koning Leopold II van België kreeg Congo bij de Koloniale Conferentie van Berlijn in 1884 . . . Het duurde in eerste instantie een tijd voordat Leopold doorhad hoe hij het meeste geld aan zijn Afrikaanse gebieden kon verdienen. De rubber boom van de laatste decennia van de 19e eeuw zorgde er echter voor dat de prijzen van rubber enorm omhoog gingen. Congo bleek een goed klimaat te hebben voor de rubberranken, waarna Leopold de gehele bevolking mobiliseerde om rubber te oogsten. Elk dorp kreeg een rubberquotum opgelegd, dat koste wat kost gehaald moest worden. Het vervullen van het quotum werd door het Force Publique, het koloniale leger, gecontroleerd en het niet aanleveren van genoeg rubber kon met de dood bestraft worden. Het geoogste rubber kreeg later de naam bloedrubber, omdat veel mensen omkwamen bij het vervullen van de quota. Als de soldaten iemand executeerden, omdat hij niet aan het rubberquotum kon voldoen, moesten zij een afgehakte hand aanleveren bij hun commandant. Dit was om te bewijzen dat zij geen dure kogels hadden verspild. De afgehakte handen werden in de jaren ’90 van de 19e en het eerste decennium van de 20ste eeuw een soort valuta om het rubberquotum af te kopen. Dorpen vielen andere dorpen aan omdat zij nooit aan het quotum konden voldoen en afgehakte handen nodig hadden. Hoewel de handen in eerste instantie het bewijs waren van de dood van een rubberoogster werden later ook handen afgehakt van levende mensen.
De kleermaker vertelt dat hij voor zijn werk vaak in België kwam, maar dat het land voor hem niet meer hetzelfde is na het zien van een documentaire over het koloniale verleden van België .

Mijn visitekaartje maakt nog meer verhalen los. De kleermaker vertelt dat hij veel gelezen heeft over Francisco Pizarro, de Spaanse conquistador die met de gevangenneming van Incakeizer Atahualpa de ondergang van het Incarijk inluidde. En ook de indianen uit Noord Amerika passeren de revue. Vroeger dacht hij altijd dat indianen er louter op uit waren om cowboys te omdermijnen, dat deden talloze westerns hem tenminste geloven. Maar toen hij zich in de materie ging vediepen bleek het precies andersom te zijn. Altijd en overal is het hetzelfde liedje. ‘Hoe kan het toch dat hoogopgeleide mensen zulke wrede beslissingen nemen?’, vraagt hij zich hardop af.
Moeiteloos schakelt hij over op Ivo Andric, Joegoslavisch schrijver en winnaar van de Nobelprijs voor Literatuur van 1961. In zijn boek De brug over de Drina beschrijft hij het leven in de Balkan tijdens de Ottomaanse periode. Het boek maakte grote indruk op hem, hij las het drie keer achter elkaar.

Nog twee keer bezoek ik het naaiatelier, twee keer tref ik een andere kleermaker. De tweede keer adviseert de werkzame man me de eerste kleermaker te bellen. Wanneer ik hem aan de lijn krijg zegt hij dat hij helaas geen tijd had en dat hij binnenkort op vakantie gaat, hij biedt zijn verontschuldigingen aan.
Een paar dagen loop ik hem tegen het lijf in de Shopperhal, hij is op weg naar de supermarkt. Stralend loopt hij met uitgestoken hand op me af, hij schudt me de hand en zegt ‘Helaas, ik kan niet voorbereiden, neem me niet kwalijk’.

Beauty
Bij deze winkel ben ik denk ik wel acht keer langsgeweest.
De eerste keer overhandig ik de eigenaar de enveloppe, hij zegt ermee aan de slag te gaan. Als ik de enveloppe de week erop kom halen, vertelt een van de medewerkers me dat de eigenaar naar de moskee is, ‘hij is zo terug’.
Het ‘zo’ duurt veel langer dan gedacht, ik besluit een andere dag terug te komen. De paar keer daarna vang ik telkens bot, de eigenaar is er niet of hij vertelt me dat de klus nog niet geklaard is.
De vijfde keer vertelt de eigenaar dat zijn collega de ingevulde papieren in de enveloppe bij zich heeft, als ik om 17.00 uur terugkom zal hij er zeker zijn. Om 17.10 uur sta ik weer in de winkel, de collega is er echter niet. ‘Hij kan elk moment binnen komen lopen’, krijg ik te horen. Ik besluit even te wachten en keer na 20 minuten weer terug. De eigenaar vertelt dat zijn collega er nog steeds niet is, ‘Hij belt me net, hij staat op de ring, file!!’
‘Ben je er morgen?’ vraagt hij dan. Ik zeg dat ik dat nog niet weet, maar dat ik maandag zeker even langs kom.
‘Goed, dan heb ik hem zeker hier liggen’, zegt hij, ‘sorry’.
Die maandag vertellen winkelmedewerkers me ’s ochtends dat de eigenaar pas na vijven aanwezig is. Wanneer ik na vijven kom is hij er inderdaad, maar hij verontschuldigt zich meteen als hij me ziet: ‘Hij is er nog niet, hij zou ‘m meenemen, morgen is ie er zeker, dat is beloofd!’
De dag daarna bezoek ik de winkel weer. De eigenaar zit achter de toonbank, verdiept in zijn laptop. Ik zwaai naar hem als hij me ziet en roep: ‘Daar heb je de bedelaar weer!’
Af en toe voel ik me zo, steeds maar weer opnieuw smekend om een enveloppe met inhoud.
De eigenaar probeert zittend achter zijn laptop iets te pakken, even later houdt hij de enveloppe omhoog.
‘Je hebt ‘m!’ roep ik blij.
‘Ja, maar ik heb een probleem’, zegt hij, ‘hij wist niet wat hij moest doen’.
‘Wat bedoel je?’ vraag ik.
‘Het is nog niet ingevuld, hij wist niet wat hij moest kiezen’.
‘Wie is hij?’
‘Mijn collega’.
Al die weken ging ik ervan uit dat de eigenaar zelf een tekening had gemaakt en dat hij die aan iemand anders had meegegeven, nu blijkt dus dat een collega ermee in de weer was.
Alsof hij mijn gedachten raadt zegt de eigenaar: ‘Ik heb het zelf heel druk en heb geen tijd, heel veel papierwerk en zo. Misschien dat hij volgende week iets heeft’.
Ik zeg dat ik niet denk dat het er nog van gaat komen, vraag of ik de lege enveloppe maar weer zal meenemen.
‘Ja, dat is misschien wel goed’, zegt de eigenaar. ‘Volgende keer beter, excuus man!’

Drank
‘De manager is er niet, ik zal hem vanavond bellen’ zegt de verkoper als ik hem heb verteld waarvoor ik kom.
Hij biedt me een drankje aan, ik kies gemberbier.
Bij een tweede poging is de eigenaar er weer niet.
‘Heeft hij je niet gebeld?’ vraagt dezelfde verkoper. Ik antwoord ontkennend.
Hij zegt toe de eigenaar nog een keer aan zijn jasje te trekken en biedt me weer een drankje aan, nu kies ik zuurzak.
Vrijdagochtend loop ik langs en kijk naar binnen, ik zie geen eigenaar. Ik besluit door te lopen om het de verkoper niet al te ongemakkelijk te maken. Wanneer ik om 17.30 weer langs de winkel loop zie ik maar liefst vier mannen achter de toonbank staan. Eentje zou dan toch de eigenaar moeten zijn, denk ik. En inderdaad, dat blijkt te kloppen. De man luistert aandachtig naar mijn verhaal, hij vraagt me waarom ik al die winkeliers langsloop, wat het doel ervan is. Na enige uitleg lijkt hij gerustgesteld en denkt na over zijn lievelingsvoorwerp. ‘Het zal wel een fles zijn’, zegt hij.
‘Ja, daar zijn er hier heel veel van, maar wélke fles dan?’ vraag ik hem.
Die keuze zal niet zo moeilijk zijn, lastiger is het om iets te moeten tekenen. ‘Het klinkt kinderachtig, maar ik kan echt niet tekenen’, zegt hij.
Ik vraag of er niet een werknemer is die dat klusje kan klaren, hij denkt dat ‘een van de dames die ’s ochtends in de winkel staan’ dat wel kan doen, ‘ze schrijven ook altijd de letters op de borden’.
We spreken af dat ik woensdag weer langskom.
Dinsdag ben ik toevallig in de buurt en wip ik even aan, de eigenaar is er echter niet. De dag erop staat de verkoper buiten met een klant te praten als ik weer langsloop, hij schudt zijn hoofd en zegt: ‘De eigenaar is op vakantie. Drie weken, naar Turkije. Ik heb het er wel met hem over gehad. Je kan daarna weer langskomen als je in de buurt bent’.

Slagerij
Ook in deze winkel ben ik heel vaak geweest, de eigenaar was er steeds niet.
De zevende keer roept een van de werknemers die ik een aantal weken daarvoor de enveloppe gaf ‘Hé grote vriend!’
‘Niet?’ vraag ik, als ik naar zijn gezichtsuitdrukking kijk, ‘Is het niet gelukt?’
‘Nee’, zegt hij, terwijl hij zijn armen ter verontschuldiging opheft, ‘het gaat niet gebeuren, hij (de eigenaar) is de laatste tijd al lang niet meer geweest’.
Hij geeft me de enveloppe terug.

Kleding 
Na dat ik heb uitgelegd waarvoor ik kom, raak ik aan de praat met de man die in de winkel werkt. Ik stel hem enkele vragen over het verstellen en stomen van kleren. ‘Een bruidsjurk met zo’n sleep met steentjes erop moet je handmatig wassen, die kan niet naar de stomerij’, zegt hij, ‘maar wij besteden de stomerij altijd uit, er zijn maar 2 of 3 bedrijven in Amsterdam die dat (grootschalig) doen, die komen alles ophalen. ‘Je wordt in andere winkels vaak genept’, vervolgt hij, ‘dan zeggen ze ‘snelservice‘ en breng je ze een colbertje. Ze wassen alleen het boordje want dat is altijd vies, ze spuiten er een luchtje op en ze vragen € 100,-‘ De eigenaresse is er niet. Hij vindt de winkel een beetje rommelig, maar ach, dat hoort er ook wel een beetje bij. Of je zou iemand in dienst moeten nemen die alles netjes inneemt en ophangt.
De eigenaresse is ziek. ‘Ze zegt vast dat de naaimachine haar lievelingsvoorwerp is. Maar wat moet ze eigenlijk doen?’
‘Ze moet een toelichting geven voor haar keuze en er een tekening van de naaimachine bij maken’.
‘Een tekening maken? Dat gaat haar niet lukken!’
‘Misschien kunt u het dan voor haar doen?’
‘Ik kan ook niet tekenen’.
‘Vast wel, heel veel mensen zeggen dat ze niet kunnen tekenen en uiteindelijk maken ze dan toch een goede tekening. Wilt u het niet proberen?’
‘Ok, ik ga het doen’.
Wanneer ik de volgende keer binnkom zegt de man ‘O, o, o’, als hij me ziet.
‘Is het niet gelukt?’ vraag ik.
‘Nee, niet aan toegekomen, mórgen!’
‘Goed, ik kom morgen weer, zeg ik
‘Dezelfde tijd?’
‘Dat is goed, dezelfde tijd’.
‘Ok, morgen, dan ga ik het zelf even doen’.
De volgende dag ben ik er weer weer.
Zijn reactie is exact hetzelfde als de dag ervoor: ‘O, o, o’, zegt hij als hij me ziet, ‘het is weer niet gelukt een tekening te maken’.
‘Zal ik dan donderdag langskomen?’ vraag ik.
‘Ok, donderdag is goed, ik schrijf het even op’, zegt hij terwijl hij de enveloppe uit een stapel papier trekt en op de strijkplank legt.
Wanneer ik donderdag de winkel binnenloop grijpt hij naar zijn hoofd als hij mij ziet.
‘Is het weer niet gelukt?’ vraag ik.
‘Nee, niet gelukt’, zegt hij. ‘Weet u wat het ook is, ik sta alleen, zij (de eigenaresse) is niet zo lekker deze week. Wanneer komt u weer? Ik ga probveren het in het weekend te doen’.
Voor de zekerheid geeft hij mij zijn telefoonnummer, hij zegt dat ik beter even van te voren kan bellen, anders kom ik steeds voor niets. Ik vertel hem dat ik een kleine twee weken met vakantie ga, dat hij dus alle tijd heeft een tekening en een beschrijving te maken.
Na mijn vakantie bel ik hem. Ik vraag of het hem gelukt is een tekening te maken.
‘Nee, niet gelukt’, zegt hij.
Denkt u dat het nog gaat lukken, of is het eigenlijk niet haalbaar?’ vraag ik hem.
‘Nee, ik denk dat we het zo moeten laten’, is zijn antwoord.

Handel
Een Ghanese winkel, een sterke lucht van gedroogde zwarte vissen. Veel balen en zakken. Wanneer ik heb uitgelegd waarvoor ik kom zegt de eigenaresse van de zaak dat ze het wel wil proberen, ze legt de enveloppe op een grote stapel papier naast zich. We spreken af dat ik over een paar dagen terug kom. Als ik voor de tweede keer de winkel binnenloop moet ze me teleurstellen, ze heeft nog geen tijd gehad iets voor me te doen.
‘Sorry, I’m too busy’, zegt ze als ik voor de derde keer in de winkel sta, ‘I wanted to take the envelope home, but I forgot. You can do it for me’, zegt ze.
Ik zeg dat dat nou juist niet de bedoeling is, dat ik iedere winkelier vraag om zelf het voorwerp te kiezen en te tekenen.
‘What is your favorite object?’ vraag ik.
‘Rice’, antwoordt ze meteen, wijzend op de balen rijst die achter haar staan opgestapeld.
‘Rice? Why?’ vraag ik.
Ze kijkt me aan alsof dit een heel domme vraag is.
‘Because it is so essential?’ probeer ik.
‘Of course’.
En hiermee lijkt de kous af te zijn. Na wat zoeken in de flinke stapel papier naast haar vindt ze ergens in het midden van de stapel de lege enveloppe die ik haar eerder gaf. Ik krijg ‘m weer terug.

Dieren
De vrouw achter de kassa hoort mijn verhaal aan en zegt dat ze het druk heeft, maar ze wil het wel proberen.
Wanneer ik een paar dagen later terugkom en vraag of het gelukt is, zegt ze: ‘Nee, heel erg druk’.
‘Zal ik dan maandag weer komen?’ vraag ik.
‘Ja, komt wel goed’, zegt ze, alsof ze me een hart onder de riem wil steken.
De maandag erop stel ik dezelfde vraag: ‘Is ’t gelukt?’
‘Nee’.
‘Was het te druk?’
‘Ja’.
‘Ik hoor dat van iedereen’, zeg ik
‘Bij ons is het echt zo’.
‘Komt dat door de tijd van het jaar? Vlak voor de vakantie, de boekhouding bijwerken…’
‘Nee’.
‘Is het eigenlijk altijd druk?’
‘Ja, iedere keer DING-DONG, DING-DONG’, de verkoopster doet het geluid van de bel na.
‘Wil je je enveloppe terug? vraagt ze
‘Als je denkt dat het niet gaat lukken, lijkt dat me de beste optie’, zeg ik.
‘Goed. Anders kom je een andere keer terug. Succes ermee’.

 

vervolg Mijn favoriete object 3 – JA

vervolg Mijn favoriete object 3 – JA

27 augustus 2018
Vorige maand benaderde ik zo’n 70 winkeliers met de vraag of ze voor mij het favoriete object in hun winkel wilden omschrijven en er vervolgens een tekening van konden maken. Ongeveer 30 winkeliers wilden wel meewerken, de andere winkeliers hadden ofwel geen tijd, zeiden niet te kunnen tekenen of hadden er gewoon geen zin in. Hieronder volgt een verslag van de winkeliers die WEL mee wilden doen. Scroll verder naar beneden om meer winkels te zien.

Slijterij ganzenpoort – Bijlmerdreef 1136

‘Mijn lievelingsvoorwerp?’vraagt Ricardo van Hamme, wij verkopen drank en sigaretten!’ Een luide lach volgt.
Ik vertel Ricardo, al sinds 1998 werkzaam bij de eigenaar van slijterij Ganzenpoort, dat hij ook een voorwerp kan kiezen dat niet direct winkelgerelateerd is. Als voorbeeld noem ik een winkelier die een plastic speelgoedcowboytje op straat vond en op haar kassa plakte als een soort mascotte. ‘O, ik snap het’, zegt Ricardo, ‘ik sta hier nu alleen, ik ga even overleggen of er iemand is die het leuk vindt het formulier in te vullen en een tekening te maken’.
Het meisje dat de vrijdag daarop in de winkel staat weet van niets: ‘Ricardo zou normaliter vandaag werken, maar hij is naar het ziekenhuis’.
De volgende keer dat ik de slijterij bezoek werkt Ricardo niet daar, maar in het het belendende Surinam Air Cargo. Er staat een oerhollandse fiets met een label ‘Moengo’ te wachten op verzending, net als vele kartonnen dozen in alle soorten en maten. ‘Het is druk vandaag’, zegt Ricardo, ‘er zijn net pakketjes uit Suriname aangekomen’. Twee mannen voeren een geagiteerd gesprek over een van de paketten. Ik kan niet volgen wat ze zeggen, ze praten Sranantongo. Tussen alle onbekende woorden klinkt dan plotseling ‘snijbonen’ en ‘witlof’.

Ricardo heeft nog geen tijd gevonden om iets op te schrijven en/of te tekenen.
Een paar dagen daarna moet hij me weer teleurstellen: ‘Ik was er nog niet aan toe gekomen. Dingen met mijn dochter, maar dat is geen excuus, maandag ben ik er vanaf 10 uur. Op mijn woord, maandag!’
‘Ik moet passen’, zegt Ricardo echter als hij me de maandag daarop weer ziet. ‘Ik ben er niet aan toegekomen’.
‘Zal ik morgen komen?’ vraag ik.
‘Ik ga m’n uiterste best doen, maar geef eerst even een belletje, dan hoef je niet voor niets te komen’.
‘Nee, dat hoeft niet, ik ben morgen toch in de buurt’.
‘Ok, ik ga m’n uiterste best doen, sorry hoor’.
De volgende dag vertelt Ricardo dat het nog steeds niet gelukt is, hij excuseert zich: ‘Zo zit ik niet in elkaar, als ik het zeg doe ik het ook’, zegt hij. Als ik vraag of hij al wel weet wat zijn lievelingsvoorwerp is, wijst hij naar de fles Mariënburg in de kast. Hij legt uit dat het de sterkste Surinaamse rum is, hij wil de fles eventueel wel tekenen, maar weet nog niet goed hoe hij dat varkentje gaat wassen, ‘ik ben niet goed in die dingen, op school had ik al slechte cijfers’.

‘In m’n jongere jaren dronk ik deze’, zegt hij terwijl hij de fles Mariënburg pakt, ’81 % alcohol’. ‘Ik noemde het champagne’, vertelt hij, ‘ik deed een beetje rum in het glas en daarbovenop bier en na een tijdje kwam de trein op stoom. Zo’n belevenis had je, zo’n ervaring had je, en de volgende dag, toen had je nog geen video, dan had je zwarte delen, net als bij zo’n band die je terugspeelt’. ‘Het kon niet op’, vertelt hij over die tijd, ‘je bent een wereldverbeteraar’, ik heb met volle teugen ervan genoten’. ‘Als er een god bestaat, dan heeft hij mij toen behoed’. Omdat Mariënburg zwaarder is dan andere rum ‘kom je snel in hogere sferen’, zegt hij, ‘ik kan me heugen, in Frans Guyana had je in die tijd ook zo’n sterke rum, maar verder nergens.’ Toch riep de sterke rum toen ook al vragen op, vertelt hij. ‘We hadden een stukje rundvlees genomen en goten er een beetje Palm (Mariënburg) overheen, en het vlees werd blauw. Ik dacht dat gebeurt ook van binnen’.
Ricardo vertelt dat hij nu niet meer zo’n drinker is, als hij al iets drinkt is het campari met jus. En één keer per week een biertje. Ik vraag hem hoe het komt dat zijn drankgebruik zo is afgenomen, waarop hij antwoordt: ‘Je wordt wat ouder, je komt in een bepaalde cyclus terecht’.
‘Om het ene jaar’ bezoekt Ricardo Suriname. Sinds hij in 1998 in Nederland kwam is Suriname wel veranderd, zegt hij. Ik vraag hem of hij Suriname positief dan wel negatief veranderd vindt.
‘Het is een mengelmoes’, antwoordt hij, ‘het ene is positief en het andere negatief, maar het positieve overweegt toch’.  Door de vele reizen die hij maakte heeft hij veel armoede en andere mindere positieve zaken gezien,’Je denkt dan, hé, ik heb toch iets waardevols, je koestert de waarde van Suriname’. ‘Als je nooit gereisd hebt zal je makkelijker afgeven’. In de komende jaren wil Ricardo nog de Chinese muur bezoeken, en ook Australië staat op zijn verlanglijst, ‘ik wil van elk werelddeel iets snuiven’.

OMA ietje – Heesterveld 3

 v.l.n.r. Siem, Saskia, Xander en Eva

Pas een half jaar runnen Xander Wassenaar en Bas den Ouden Oma Ietje, ‘het warme kloppende hart van Heesterveld, misschien wel de meest creatieve, ondernemende en gezellige buurt van Amsterdam’, aldus de eigen website. Xander en Bas zitten al enige tijd in de horeca. Bas bestiert naast Oma Ietje ook (eet)café Kingfisher in de Ferdinand Bolstraat.

Zoekend naar een geschikte plek voor een café bezochten Xander en Bas zo’n 30 locaties in Amsterdam. Op een gegeven moment kwamen ze tot de conclusie dat een plek buiten het centrum eigenlijk veel aantrekkelijker was dan in het centrum. Want wie zit er daar op nóg een café te wachten, zowel de gemeente als de bewoners in de directe omgeving gaan vaak op de rem staan zodra ze van je plannen horen. Iemand tipte hen dat er in Zuidoost wellicht een aantrekkelijke ruimte te koop was. En zo togen ze op een druilerige maandagmorgen naar Heesterveld en bekeken Oma Ietje, een plek waar koffie en taart de boventoon voerden. Ze vielen als een bok voor de plek, hadden het idee echt iets te kunnen toevoegen aan de buurt wanneer ze hun plannen konden uitvoeren. Ze verbouwden het café en verruimden de kaart, je kan er nu bijvoorbeeld heerlijk buiten op het terras ontbijten of lunchen. Xander vertelt dat hij plannen heeft de ruimte wat te vergroten, hij wil graag een bar plaatsen en op termijn moet er een dakterras komen bovenop de opvallend kleurige containers die Ymere plaatste. Hij vindt het nog steeds een toplocatie: de buurt is multicultureel, elke dag paraderen fraai uitgedoste mensen langs het terras, op weg naar huis of hun werk. De plek ligt pal naast metrostation Bullewijk, er is altijd reuring. ‘Eigenlijk’, zegt hij, ‘is dit de plek zoals de Bijlmer 50 jaar geleden bedoeld is’.

En hoe komt Oma Ietje aan haar naam? De oma van de vorige eigenaresse heette Ietje, er hing een portret van haar aan de muur. Helaas nam de eigenaresse het portret mee toen ze het café overdeed aan Xander en Bas, haar naam prijkt echter nog steeds op de gevel.

B&B ZOHHeesterveld 17


Karina en Matty

Karina en Matty werken waarschijnlijk tot het eind van het jaar in B&B ZOH, een B&B in Heesterveld, schuin tegenover de residency waar ik vier weken verbleef. Zij komt uit Engeland, hij uit Australië, twee jaar geleden ontmoetten ze elkaar in Cambridge. Karina rondde daar haar bachelor Crime and Investigative Studies af, graag kijkt ze naar series als Crime Investigation, ook al kloppen er vaak allerlei dingen niet, de series geven volgens Karina een romantische versie van de werkelijkheid weer. Matty was professioneel cricketer en ging twee jaar geleden ‘met pensioen’ vanwege blessures die opspeelden. Hij kent jongens die ondanks hun blessures door blijven spelen, hij vindt dat nogal onverstandig, eens kom je jezelf tegen.
Matty en Karina leven in Ierland en houden ervan nu eens hier en dan weer daar neer te strijken. Op internet zagen ze een vacature van B&B ZOH, het leek hen een mooie kans langere tijd in Amsterdam te wonen. De Bijlmer bevalt hen goed, ze zouden niet in het centrum willen wonen. Karina vertelt dat ze in ieder geval de komende vijf jaar dit leven wil leiden, daarna ziet ze wel welke wind er waait.

Afro-Beauty Shop – Kruitberghof 65


Anand Bare

Wanneer ik voor de eerste keer de winkel bezoek leg ik aan Shaniel uit wat ik van plan ben, ik pols of hij mee zou willen doen. Hij wil het eerst even met zijn vader overleggen, al snel besluiten ze aan te haken, ‘we gaan kijken wat we gaan doen’. Als ik voor de tweede keer in de winkel kom, vertelt Anand Bare, de vader van Shaniel, dat ze nog niets hebben gedaan, zijn moeder heeft plotseling een herseninfarct gekregen, driekwart van haar hersenen is aangetast. Hij zegt dat hij de volgende keer dat ik kom de papieren paraat heeft. Het lijkt me dat hij nu belangrijker dingen aan zijn hoofd heeft, hij is echter heel stellig.

En inderdaad, een paar dagen later laat Anand Bare me de fraaie tekening zien die zijn zoon van zijn lievelingsvoorwerp maakte. Hij vertelt dat hij de winkel van de vorige eigenaar overnam. Vroeger waren er meer klanten dan nu, het is tegenwoordig lastig je hoofd boven water te houden. Veel oude flats in de buurt zijn afgebroken, daarvoor in de plaats kwamen vaak eensgezinswoningen, ‘Hoeveel mensen kunnen daarin wonen?’ vraagt hij me retorisch. Niet alleen wonen er nu getalsmatig minder mensen in de Kraaiennest-buurt dan vroeger, maar ook vertrokken de wat meer bemiddelde mensen uit de buurt, bijvoorbeeld naar Almere, Amersfoort of Hoofddorp. Bare vindt dat de gemeente veel meer moet investeren in de kleine ondernemers, ‘het komt nu maar van één kant’, zegt hij, waarmee hij wil aangeven dat veel winkeliers bij de gemeente te kennen geven dat hun situatie nijpend is, maar dat de gemeente niet thuis geeft. Ook heeft hij tevergeefs bij de beheerder van het winkelpand aangeklopt, ook die gaf geen sjoege. ‘U bent de zesde persoon die dit soort vragen stelt’, zegt Bare wanneer ik doorvraag op zijn situatie, ‘ze nemen allemaal dat soort vraagjes mee’. ‘Ze praten zoveel, soms heb je zo’n avondje en je verliest je tijd alleen. Dat doe ik niet meer, de tijd die ik daar zit besteed ik liever aan iets anders’.

Ik vertel dat ik niet namens de gemeente kom, maar dat ik met een andere reden in zijn winkel sta. ‘Het is langzamerhand niet leuk meer’, zegt Bare, hij overweegt zelfs zijn winkel naar Almere te verplaatsen. In Amsterdam Zuidoost betaal je immers twee keer zoveel huur voor een winkelpand als in Almere. Op mijn vraag of hij dan zelf ook in Almere gaat wonen zegt hij: ‘Dat durf ik niet te zeggen’.

Teujib HALAL pizza & SNACKS – Kruitberghof 34

De eigenaar van Teujib Halal Pizza & Snacks heb ik nooit gezien, wel twee jongens die ‘af en toe komen helpen’. ‘Pizza wil je niet eten als je hier staat’,  zegt Umair, de neef van de andere jongen die ik eerder sprak. De pizza & snacks-lijn is een afgeleide van Teujib Halal Traiteur, dat weer is ondergebracht bij Teujib Halal Productie. Het bedrijf produceert op grote schaal verschillende vleessoorten in een eigen productieruimte. Teujib is het arabische woord voor halal, rein.

Hom Mode opticiens – Bijlmerlpein 689M (shopperhal)

Hekmat Tarin

Op het buro van Hekmat Tarin staat een Italiaans vlaggetje. Ik vraag hem of zijn familie uit Italië komt, dat blijkt niet zo te zijn, wel heeft hij zelf één jaar in Italië gewoond. Hekmat werkt nu bija drie jaar in deze zaak, daarvoor deed hij kennis op bij brillenreuzen als Hans Anders, Pearle en Specsavers. Hij leerde daar één les: begin voor jezelf. Natuurlijk, je moet het aandurven helemaal in je eentje een bedrijf op te starten, maar al doende leer je snel. Zijn winkel onderscheidt zich van het reguliere aanbod door enerzijds de lage prijzen (€ 85 voor een enkelvoudige bril) en anderzijds de goede service: binnen 1 uur sta je weer buiten met een nieuwe bril.

Hekmat stelt voor het formulier maar meteen in te vullen. Wanneer hij dat gedaan heeft vraagt hij welke bril ik ga tekenen, ervan uitgaande dat ik een bril zal kiezen als het meest favoriete object. Ik zeg dat hij zelf een keuze voor een object dient te maken en dat hij ook zelf de tekening moet maken. Hij schrikt, ‘Ik kan helemaal niet tekenen’, zegt hij. Ik vertel hem dat het er helemaal niet om gaat een heel goede tekening te maken, dat het juist leuk is dat iedere tekening een eigen handschrift krijgt omdat iedere tekenaar steeds op een andere manier tekent. Hekmat denkt even na en trekt dan gedecideerd de la van zijn buro open en toont me triomfantelijk een brillenfoudraal. Hij opent het en toont me de bril die er in zit, een Cartier leopard. Glazen zonder montuur, de poten bestaan uit gouden luipaarden die naar het glaswerk happen. Dan denkt hij even na en zegt dat het misschien niet zo’n goede keuze is. Natuurlijk, het is een prachtige bril, maar hij heeft nog maar één exemplaar. En wat nu als zich straks geïnteresseerden melden bij het zien van zijn tekening ? Dan krijgen ze nul op het rekest. . . ‘Nee, dan kan ik beter een bril nemen die ik wél kan verkopen’.

‘Welke bril zou u nemen?’ vraagt hij mij. Hij pakt een sportbrilletje uit het perspex rek en laat het mij twijfelend zien. ‘Wat is de trend?’ vraag ik, ‘ik zie veel ronde glazen, dat lijkt weer in’.
‘Ja, dat is de trend’, zegt hij en kiest voortvarend een rood/gouden bril, geen Cartier maar een Suofeia.
Achter zijn buro vraagt hij zich hardop af hoe hij de bril zal gaan tekenen. Dan legt hij de bril plat op het tekenvel, de poten naar boven, en beweegt zijn pen langs de contouren van de brillenglazen. Tevreden kijkt hij naar het resultaat. ‘En de poten, waar zijn de poten?’ wil ik weten. Hij kijkt bedenkelijk, hoe moet hij dat nou weer oplossen? Ik stel voor de poten langszij te tekenen, hij vindt het een goede suggestie. Met een liniaal trekt hij twee rechte lijnen, uit elk glas één. Ik vraag hem naar de ronding van de poot bij het oor, hij legt de liniaal wat schuin en trekt zo twee rechte rondingen. Tenslotte suggereer ik dat het mooi zou zijn nog een andere kleur toe te voegen, de bril heeft immers twee kleuren, rood en goud. Hij beaamt dat dat een goed idee is en gaat op zoek naar een andere kleur. In zijn burola is die niet te vinden, waarop hij naar een belendende winkel loopt om daar een groene stift te bemachtigen. Zorgvuldig trekt hij groene strepen naast de zwarte lijnen.

Suzie stoffen – Bijlmerplein 691-E (shopperhal)

Suzie Ampofo

Suzie Ampofo is een ‘autorized dealer’, ze verkoopt stoffen van bekende merken als Julius en Vlisco. Het is altijd druk in de winkel, vrouwen kiezen zorgvuldig hun stoffen uit, Suzie zit als een echte matrone achter haar kassa. Wanneer ik haar vraag of ik een foto van haar mag maken zegt ze ‘I am not prepared for making a photo. If I knew you were taking a picture I would have dressed myself in a beautful African dress’. Ik maak een foto van haar achter de kassa en beloof haar die toe te sturen. Als zij niet tevreden is over het resultaat kunnen we een nieuwe fotoshoot organiseren stel ik voor.

Wanneer ik de winkel een paar dagen later binnenloop zegt Suzie dat ze het geen goede foto niet goed, we kunnen beter een andere maken. Ze gaat voor de grote stalenkaart aan stoffen staan, ik maak een paar nieuwe foto’s.

Kay’s Candies – Harriët Freezerstraat 95

Nana Safoa, de eigenaresse zegt dat ze haar zoon gaat vragen een tekening te maken van haar favoriete object. Hij belt een paar dagen later om te vragen welke kosten er aan het project verbonden zijn. Ik stel hem gerust, zeg hem dat meer winkeliers deze vraag stellen en dat deelname natuurlijk kosteloos is.
Kay’s candies bestaat 16 jaar, het is een Ghanees familiebedrijf. Op mijn vraag aan Nana Safoa waarom ze snoep én noten verkoopt zegt ze: ‘Ik weet niet, dat komt gewoon’. Ik vraag of ze zelf van snoep en noten houdt, wat ze het liefste eet. Ze vertelt dat ze vroeger erg van snoep hield, maar nu vooral van noten, walnoot en hazelnoot zijn haar favorieten.

Haar snoepwaar en noten haalt ze bij Lekkerland in Waddinxveen. Op de website van Lekkerland lees ik het volgende: ‘Klassieke zoete en hartige producten staan in de conveniencebusiness sinds jaar en dag op hoog niveau. Lekkerland biedt meer dan 3.000 artikelen voor elke smaak. Chocoladerepen, koekjes, chips, lolly’s, kauwgom, hartige snacks of noem maar op!’
Lekkerland blijkt nog veel meer te verkopen: ‘Ook de leukste Disney-knuffels, geschenkpakketten en strooizout maken deel uit van het Lekkerland non-food assortiment.’ En wie op zoek is naar een tabaksautomaaten kan ook bij Lekkerland terecht.
Van sommige mensen in Amsterdam hoorde ik dat de Ghanese en de Surinaamse gemeenschap niet veel met elkaar optrekken. Als ik Nana vraag of zij daar iets van merkt, zegt ze dat haar kinderen met Surinaamse kinderen spelen, ‘we zijn één’.

Miss Alida –  Bijlmerplein 690-K  (shopperhal)

Mariella Bekker

‘Ik weet al wat het object is, dat is mijn boek’, zegt Mariella Bekker, wanneer ik haar uitleg waar ik voor kom. Ze heeft in 2012 een prentenboek geschreven over een zwart meisje dat haar dromen najaagt, de titel van het boek is Miss Alida, werk aan je dromen en ze komen uit. ‘We hebben allemaal een kracht in ons, en als je die inzet kan je alles bereiken’, zegt Bekker. Haar tweede boek heet Miss Alida en de droomboom, het derde komt binnenkort uit. Ik vraag Mariella hoe ze aan de naam Miss Alida komt, ze vertelt dat ze aan het mediteren was en dat de naam toen plotseling naar boven kwam. Op internet vind ik het verhaal achter Miss AlidaDe naam ‘Alida’ van het ‘Miss Alida-contest’ is afkomstig van de slavin Alida, wiens borsten waren afgezet door haar plantage-eigenares Susanna du Plessis. Deze verdacht haar man ervan een relatie te hebben met Alida. In de jaren rond 1990, toen voor het eerst de ‘Miss Alida-verkiezing’ werd georganiseerd, werd Alida als voorbeeld gebruikt ter inspiratie voor de kandidaatmissen. Het doel van deze verkiezing is om de waarde van de Afro-Surinaamse vrouw te onderstrepen. Daarbij staat uiterlijke schoonheid niet op de voorgrond, maar juist haar hart en verstand. Als vrouw moet zij zich bewust zijn van haar sociaal-economische positie en haar culturele achtergrond, om hoger op de maatschappelijke ladder te komen.
Waren de traditionele missverkiezingen voor vele feministen een doorn in het oog vanwege het seksistische karakter, binnen de Surinaamse gemeenschap heeft de missverkiezing een herwaardering ondergaan. De beoordelingscriteria zijn niet seksistisch getint, maar juist gericht op empowerment en emancipatie van jonge vrouwen. De verschillende bevolkingsgroepen organiseren regelmatig missverkiezingen. Zo bestaan er de Miss Alida- (Afro-Surinaams), Miss Putri- (Javaans), Miss India Holland- (Hindostaans), en de Miss Kwakoeverkiezingen.

Bekker vertelt dat ze het boek maakte omdat er nauwelijks boeken zijn met zwarte hoofdfiguren. Ze heeft het boekje ook in het Engels vertaald en daarnaast een hele Miss Alida lijn opgezet met schriften, tassen, rugzakken, T-shirts, etc. Nadat ze het boek had geschreven begon ze na te denken over een eigen winkel, maar ‘Miss Alida gaat mijn winkel niet vullen’ dacht Bekker. Zodoende ging ze op zoek naar meer zwarte rolmodellen, zo kan je in haar winkel bijvoorbeeld een zwarte Nijntje kopen en Disney figuren als Moana ( in Nederland heet ze Vaiana) en princess Tiana, en voor de jongens Black Panther. Ik vraag Mariella of ze vroeger zelf zwarte poppen had, ze vertelt dat ze ‘poppenspelen niet echt haar ding’ was, ze was meer een tomboy.

Dimadima –  Harriët Freezerstraat 111

Dimadima betekent in het arabisch ‘altijd altijd’, Mohamed Kallat’s vader noemde de winkel zo omdat hij altijd, echt altijd in de winkel stond. Als ik een paar dagen later terugkom om de enveloppe te halen herkent Mohamed me meteen. ‘Ik had geen tijd, sorry’, zegt hij. We spreken af dat ik over een paar dagen weer langskom. Na een paar dagen loop ik weer binnen, Mohamed zegt dat ik beter dinsdag terug kan komen, de afgelopen dagen was het te druk: ‘Volgende week dinsdag, ik heb het druk’, zegt hij, ‘dan ga ik het dit weekend doen. Ik beloof niets, ik hoop het’.

De vrijdag daarop loop ik de winkel binnen omdat ik ook verschillende andere winkels in de buurt bezoek. ‘Dinsdag hadden we afgesproken’, zegt Mohamed
als hij mij ziet, ‘ben je het vergeten?’ Dinsdag toont Mohamed me de enveloppe, ik ben blij verrast. De vorige drie winkels waar ik langs ging hadden ondanks hun eerdere toezeggingen geen tekening gemaakt. Mohamed zegt ‘Dinsdag is dinsdag’. Ik antwoord dat dat voor sommigen niet geldt. ‘Voor mij wel’, zegt hij. Hij heeft de enveloppe heel discreet dichtgeplakt. Ik ben te nieuwsgierig om tot thuis te wachten en maak de enveloppe in de winkel open, Mohamed licht zijn keuze voor zijn lievelingsvoorwerp toe.

Africa-Beauty – Bijlmerplein 689 A (Shopperhal)

Eve Sawadogo

Eve Sawadogo was 26 jaar toen ze haar eerste jurk maakte. Zelf kleren maken was toen niet meer dan een hobby, ze werkte in die tijd bij de gemeente in een plaats  Burkina Faso. Haar neef had een naai-atelier, maar écht enthousiast werd Eve daar niet van. Acht jaar geleden arriveerde Eve met haar Nederlandse vriend in Nederland, daarvoor woonde ze acht maanden met hem samen in Burkina Faso. Ze werkt nu zeven maanden in haar winkel, waar ze kleding op bestelling maakt, in de winkel heeft ze bovendien veel showmodellen hangen. Ik vraag haar of ze Burkina Faso mist, ze antwoordt bevestigend. ‘Wat mis je het meest?’ vraag ik haar. ‘Alles’, zegt ze, ‘het is saai hier. Ik mis het eten, het sociale leven, de mensen. Hier is het keihard werken, werken, werken, daar was elke dag een uitdaging. Je bent daar constant buiten, ziet altijd andere mensen’. Ze vertelt dat ze om 7.00 uur begon met werken, van 10.00 tot 12.00 uur hield ze pauze en vervolgens werkte ze door tot 17.00 uur. Ze kon haar werktijden zelf redelijk goed indelen, ‘het was flexibeler, meer relaxed’.

Twee keer per jaar gaat ze zo’n twee weken naar haar geboorteland om weer even bij te tanken. Ze wil ooit weer in Burkina Faso gaan wonen, nu is dat lastig omdat ze schoolgaande kinderen heeft. Die zouden natuurlijk naar een internationale school in Burkina Faso kunnen gaan, maar dat lijkt toch niet ideaal, ze zijn hier geworteld. De kwaliteit van zo’n school in Burkina Faso doet volgens Eve zeker niet onder voor die van de scholen hier, veel Europeanen denken dat hun scholen in kwalitatief opzicht beter presteren dan scholen elders in de wereld. Eve verbaast zich vaak wat haar kinderen wel en niet leren op school, soms komen haar kinderen thuis met vragen waarvan Eve zeker weet dat zij dergelijke vragen niet aan haar ouders stelde, ze wist zelf het anwoord zelf al. ‘Iedereen denkt Europa is leuk, maar ach ja…’

Ze vertelt dat ze in Burkina Faso enkele jonge vrouwen steunt met het opzetten van een eigen naai-atelier, ze laat vaak naaimachines achter. Ik zeg haar dat ik vrouwen vaak zo sterk vind, ze moet lachen, vindt het vanzelfsprekend dat je voor elkaar zorgt, ‘we zijn toch moeder?’ Ik zeg dat je er ook voor kan kiezen je alleen op je eigen kinderen te concentreren, Eve zegt dat ‘we moeten investeren in waar we vandaan komen, we moeten elkaar helpen’. Ze vertelt dat moeders in Afrika nooit alleen hun eigen kinderen opvoeden, maar ook de kinderen van anderen. Wanneer zij als kind iets fout had gedaan en haar buurvrouw had het gezien, dan kon ze erop rekenen een klap van de buurvrouw te krijgen. ‘Hier in Nederland gaat dat heel anders’ merkt Eve op, ‘dan zeggen ouders tegen elkaar we moeten eens praten over het gedrag van je kind…’.

In het boek ‘Mijn moeder was alfabeet en andere levensverhalen van geslaagde vrouwen’ (1999, redactie Geke van der Wal, uitgever Mets/Novib) lees ik een interview met Saba Habte, dat goed aansluit op wat Eve vertelt.
Saba Hapte is een Ethiopische vrouw die opgroeide in Addis Abeba en na lange omzwervingen in 1979 in Nederland kwam. Ze vertelt dat ze niet terug wil naar Ethiopië, maar wel blijft zoeken naar rechtvaardigheid. ‘Ik doe het nu op een andere manier, ik sponsor de studie van een paar landgenoten hier. En mijn huis staat altijd open voor anderen, vluchtelingen, mensen zonder papieren, het is een klein huis, maar er kunnen er wel twintig in. Ik ben niet zoals de Nederlanders die heel veel privé moeten hebben. Dat leer ik mijn dochtertjes ook, dat ze moeten delen met anderen . . . Bezit laat je achter bij je dood. Belangrijker is wat blijft leven als je doodgaat, wat je meegeeft aan anderen, aan je kinderen’. In hetzelfde boek staat een interview met Aldith Hunkar, voormalig presentatrice van het Jeugdjournaal. Zij zegt: ‘In Nederland wordt over het algemeen gedacht dat Nederland de norm is, maar dat is natuurlijk niet zo. Ik ben er sterk van doordrongen dat de waarheid wel op zestig of zeventig verschillende manieren verteld kan worden. Dat de ene manier van leven niet beter of slechter is dan de andere’.

Ertussenuit

Ertussenuit

25 augustus 2018
Na een kleine vakantie in Schwarzwald, de Vogezen en Luxemburg ben ik van plan de zoektocht naar de 28 nazaten van de wereldtentoonstelling in 1883 in Amsterdam voort te zetten. In de korte vakantie heb ik me onder andere kunnen laven aan de Bollenhut (‘Mit seinen aufgesetzten Bollen aus Wollewurde der malerisch aussehende rote Bollenhut zu einem Symbol des gesamten Schwarzwaldes, obwohl er dort an sich nur in einem relativ kleinen Gebiet verbreitet ist’, Wikipedia), het Isenheimer altaar van Matthias Grünewald, fraaie tentoonstellingen in het ZKM in Karlsruhe en een 12 meter grote replica van het vrijheidsbeeld in New York, in 2004 op een rotonde in Colmar neergezet ter gelegenhied van de 100-ste sterftedag van de maker van het vijheidsbeeld, Frédéric Auguste Bartholdi.
Een korte beeldimpressie.


Bollenhut in Gutach

Matthias Grünewald – detail Isenheimer altaar – 1510-1515


ZKM: Luigi Russolo – Intonarumori – 1910-1930

ZKM: Dieter Hacker – Geprüft und für wertlos befunden – 1980

Colmar 

 

 

Weer thuis

Weer thuis

7 augustus 2018

Gedurende de vier weken dat ik in Heesterveld werkte stond deze aangelijnde beer mij aan te kijken zonder ogen te hebben. Een varken, een beer, of misschien toch een paard? Geen idee wie de eigenaar is, al die tijd stond hij voor mijn raam, vergezeld door steeds wisselende fietsen.

Afgelopen vrijdag richtte ik een kleine expositie in van mijn werken die betrekking hebben op enerzijds de wereldtentoonstelling van 1883, en anderzijds het lievelingsvoorwerp van verschillende winkeliers in Amsterdam Zuidoost.
De dag daarvoor kreeg ik een heel attente sms van Pedro, een van de drie vrijwilligers van Neverneverland. Hij vroeg we of hij me kon helpen met de inrichting van de expositie, en zo ja hoe laat hij aanwezig zou zijn. En ook liet hij me weten zelf de catering op zich te nemen, dan kon ik me volledig op de gasten en bezoekers concentreren.

Arthur, Pedro en Angelo 

Rond drie uur kwam hij met zijn twee collega’s aanwaaien, als vanzelfsprekend begonnen ze met tafels te schuiven, ijsblokken te kopen en het bier koud te zetten. Er kwamen bar weinig bezoekers, het weer was te mooi en de vakantie was allang begonnen. Desondanks was het echt gezellig. Hulde aan het enthousiaste drietal van Neverneverland, Arthur, Angelo en Pedro! En ook natuurlijk aan de twee stuurvrouwen van deze stichting, Judith en Anja. Ik heb het de afgelopen maanden erg naar mijn zin gehad in Zuidoost en zie mijn verblijf meer als een opstart naar iets groters dan iets anders. De komende tijd zal ik de teksten die ik op mijn blog zette blijven aanvullen (kijk bijvoorbeeld naar de uitdijende inhoud van Mijn favoriete object 3 – JA). Wanneer een winkelier aangeeft akkoord te gaan met de tekst die ik over zijn/haar winkel schrijf, plaats ik de tekst + foto’s op mijn blog. En zo zal het waarschijnlijk andere ‘hoofdstukken’ ook vergaan, het is een ongoing process.
Hieronder nog een paar laatste indrukken van de kleine expositie, allemaal werken waarin (enkele van) de 28 Surinamers van 1883 een belangrijke rol spelen.

Zus en zo

Zus en zo

4 augustus 2018

Thailand

Terwijl ik op een bankje wat notities zit te maken volg ik het gesprek naast me.
Een Surinaamse man zegt tegen een Surinaamse vrouw dat haar kind hetzelfde kledingstuk aanheeft als zijn kind, hij vindt het grappig. De twee blijken elkaar te kennen, al snel hebben ze het niet meer over de kleding van de kinderen maar over het warme weer en de naderende vakantie.
‘Ga jij nog op vakantie?’ vraagt hij haar.
Ze antwoordt bevestigend.
“Ga je naar Suriname?’ wil hij weten.
‘Nee, ik ga naar Thailand’, is haar antwoord.
‘Zoohoo, dat doe je het beter dan mij’, zegt de man bewonderend.
‘Ik ben een beetje uitgekeken op Suriname’, zegt de vrouw. ‘En weet je wat het mooie is, Thailand lijkt op Suriname: het is een tikkeltje moderner maar qua vegetatie en klimaat is het eigenlijk hetzelfde’.
‘Is zo’n reis niet duur?’ vraagt de man.
‘Nee hoor’, zegt de vrouw, ‘ik ben al twee keer in Thailand geweest, alles is twee keer zo goedkoop als in Suriname. Ik zit in een luxe de luxe hotel en ik kan alles bestellen’.
‘Oooo, ik ga er ook over nadenken!’ zegt de man.
‘Weet je, de mensen zijn ook gastvriendelijk’, vervolgt de vrouw, ‘ze zijn echt aardig daar’.
‘Nou, geniet evan’, zegt de man, ‘en geniet ook een beetje voor mij!’

50 cent
In de winkel waar ik op de eigenaar sta te wachten -het is druk in de winkel- om te vragen of hij een tekening heeft gemaakt speelt zich in de tussentijd een toneelstuk af. Twee Surinaamse vrouwen willen de vis betalen die ze kopen, per ongeluk laten ze een muntstuk van 50 eurocent op de grond vallen. Ze maken de wat oudere Marokkaanse verkoper er op attent dat er 50 cent onder zijn langgerekte vriesinstallatie is gevallen en dat het nu wellicht bij hem ligt, aan zijn kant van de vriezer. De man kijkt naar zijn voeten maar ziet niets, ‘Ik zie ‘m niet’, zegt hij. De vrouwen hurken en proberen in die positie onder de vriesinstallatie te kijken, iets wat eigenlijk alleen maar lukt als je op je knieën gaat zitten en je hoofd ónder de vriezer houdt. Ze zeggen dat ze het muntstuk zien liggen, de verkoper probeert ook een blik onder de vriezer te werpen maar ziet het muntje nog steeds niet, ‘Ik zie ‘m niet’, zegt hij nogmaals. De vrouwen raken wat gepikeerd. ‘Maar u maakt het hieronder toch wel eens schoon?’ willen ze weten. De man beaamt het, de vrouwen dringen aan dat hij een bezem of iets dergelijks pakt. De man loopt naar achter en komt terug met een lange vloerwisser. Hij loopt naar de vrouwen toe, gaat op zijn knieën zitten, bukt zich voorover en maakt met de wisser lange bewegingen onder de vriezer. Er komen wat blaadjes tevoorschijn, verder is het er brandschoon. Geen stof, geen muntstuk. De vrouwen volharden. ‘Het moet er liggen’.
‘Ik zie ‘m niet’, zegt de man al vloerwissend. Er dreigt een patstelling te ontstaan, de vrouwen weten steeds zekerder dat de munt onder de vriezer ligt en de verkoper weet steeds zekerder dat dat niet zo is. Totdat een medewerker van de zaak die al een tijdje het gebeuren gadeslaat vraagt waarnaar ze zoeken. ‘Onze 50 cent ligt hieronder’, zeggen de twee vrouwen, wijzend op de vriezer, ‘hij is eronder gerold’. De medewerker kijkt vanaf de andere kant van de vriezer opzij en ziet plotseling een muntstuk liggen. ‘Hier ligt-ie’, zegt hij en pakt het muntje op.
Iedereen is blij dat het geld terecht is, beide partijen vinden dat ze gelijk hadden. De vrouwen omdat hun munt wel degelijk onder de vriezer naar de andere kant is gerold, de oudere verkoper omdat de vrouwen aangaven dat ze de munt zagen terwijl dat dus niet zo was.

Nelson Carrilho

Nelson Carrilho

Hans van der Pas en Nelson Carrilho

4 augustus 2018
Na mijn digitale oproep informatie te delen over de nazaten van de 28 Surinamers die in 1883 op het Museumplein tentoongesteld waren in het kader van de Internatonale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling belt Hans van der Pas me. Hans en ik kennen elkaar van de Rietveld academie, we zaten er gelijktijdig op school en zien elkaar zo nu en dan. Hij vertelt me dat hij mijn oproep las en dat een goede vriend van hem, Nelson Carrilho, een achterkleinzoon van Elisabeth Moendi is. Nelson woont in de Jordaan en weet sinds enkele jaren van het bestaan van zijn overgrootmoeder en zijn grootmoeder Henriette, de eenjarige dochter van Elisabeth die zij met zich meebracht naar Amsterdam.


Elisabeth Moendi

In zijn mooie tekst ‘Ziende, maar op de tast – Een verhaal dat 123 jaar wil overbruggen‘, schrijft Michiel van Kempen, bekend surinamist die zelf twee inheemse Surinaamse kinderen adopteerde die nakomelingen bleken te zijn van dezelfde Elisabeth Moendi (!) over haar: ‘Het meest opmerkelijke aan deze vrouw was nog wel dat zij in het huwelijk was getreden met een indiaan, met wie zij ‘het gewone indiaansche nomadenleven’ leidde. Zeker voor een vrouw van de allereerste generatie migranten uit India moet dit een opmerkelijke stap zijn geweest. Menging tussen Hindostanen en mensen van een andere etniciteit werd pas ver na de Tweede Wereldoorlog een geaccepteerd verschijnsel – hoewel in sommige families nog altijd niet. Maar een gemengde relatie van een Hindostaan met een indiaan is – hoeveel uiterlijke kenmerken zij soms ook gemeen hebben – tot op de dag van vandaag ongewoon. Elisabeth Moendi moet de allereerste geweest zijn’.

Een paar dagen later zijn Hans en Nelson bij mij op bezoek in Heesterveld, Nelson vertelt dat zijn zus hem op de geschiedenis van hun voorouders attendeerde.Tijdens haar genealogische zoektocht stuitte ze op Elisabeth Moendi. En aangezien het Rijksmuseum het boek ‘les habitants de Suriname à Amsterdam’ in haar bezit heeft met daarin twee foto’s (één en face en de andere en profil) van Elisabeth Moendi, bestelde zij bij het museum een foto van Elisabeth Moendi, haar overgrootmoeder. De foto voldeed niet helemaal aan haar verwachtingen, waarna ze hem aan haar broer gaf. Nelson hing de foto op in zijn atelier, duidelijk zichtbaar voor passerende voorbijgangers. Veel mensen reageerden op de foto, zijn overgrootmoeder kwam zo ook voor hem steeds meer tot leven.

Nelson Carrilho, geboren in 1953 op Curaçao (Nederlandse Antillen), kwam in 1965 naar Nederland en studeerde vanaf 1980 bij de beeldhouwafdeling van de kunstacademie in Utrecht, toen nog Artibus geheten (thans HKU). In zijn werk speelt de mens een belangrijke rol, niet alleen als een individu dat letterlijk ruimte inneemt, maar ook als onderdeel van een groter geheel, een complexe maatschappij. Bijna iedere Amsterdammer kent waarschijnlijk zijn iconische anti-racisme beeld in het Vondelpark dat hij in 1984 maakte na de moord op Kerwin Duinmeijer.


Moeder Rots Vond – foto: Rogier Fokke

En ook het beeld Dragers van Verre (1989), symbool van een multicultureel Amsterdam in het Westerpark, zullen veel mensen kennen. Op Carrilho’s website vond ik de bijbehorende, door hem geschreven tekst: ‘Laat ons allen er bij stil staan, dat elk mens waar hij of zij ook vandaan kwam of naartoe gaat, zijn culturele rijkdom heeft meegenomen en uitdraagt, opdat wij ten alle tijde zijn schoonheid mogen ervaren’.

Dragers van Verre  – foto: Rogier Fokke

Sjoerd Kuyper schrijft op dezelfde website dat het beeld ‘als thema de constante verplaatsing van mensen van continent naar continent (heeft)’. Zonder dat Carrilho de geschiedenis van zijn oma Henriette en zijn overgrootmoeder Elisabeth Moendi kende maakte hij in dus al 1989 het ultieme beeld over zijn twee familieleden.

Nelson vertelt dat hij van plan is een reis te maken waarbij hij in eerste instantie India wil bezoeken, Afrika en Suriname volgen eventueel later. Hij wil een verandering van zijn eigen bewustzijn creëren, een reis binnen zichzelf maken, ‘ontwesteren’. In zijn atelier heeft hij een altaar ingericht om de reis voorspoedig te laten zijn, kern van dit altaar is de foto van Elisabeth Moendi die hij van zijn zus kreeg. Rondom zijn overgrootmoeder heeft hij diverse van zijn eigen beelden geplaatst, samen vormen ze de zijn eigen geschiedenis, een bloedlijn van tenminste 125 jaar.

Hans van der Pas mailde me de volgende dag het volgende over de naam Moendi: ‘Ik heb nog even nagevraagd bij mijn Indiase vriend en die kon mij vertellen dat Moendi = gelijk aan Marandi en dat dit inderdaad een gebruikelijke familienaam is bij Santal.
The Santal, or rarely Santals are an ethnic group, native to Nepal and the Indian states of Jharkhand, West Bengal, Bihar and Odisha. Santhals are the largest tribe in India in terms of population. There is also a significant Santhal minority in neighboring Bangladesh, and a small population in Nepal and Bhutan. They are one of the largest Scheduled Tribecommunities in India. The Santals mostly speak Santali, an Austroasiatic language and that is the most widely-spoken of the Munda languages. Santali is a language in the Munda subfamily of Austroasiatic languages, related to Ho and Mundari, spoken mainly in the Indian states of Jharkhand , West Bengal and Chhattisgarh.’

Ook Nelson Carrilho stuurde me later aanvullende informatie. Een foto van het altaar in zijn atelier waarin Elisabeth Moendi een belangrijk beeldend element is, en ook een foto van een andere installatie, namelijk Take back your gods. 


Deep in me a passionate dream – foto: Tom Benavente

Take back your Gods – foto: Nelson Carrilho

Bij het altaarstuk  Deep in me a passionate dream schreef hij een gelijknamige tekst:

Deep in me, a passionate poem

Elisabeth Moendi is mijn overgrootmoeder, geboren in Calcutta, India. In 1867, toen ze 13 jaar was, vertrok ze per zeilschip vanuit Calcutta als een ‘koelie’, een contractarbeider naar Suriname. Daar trouwde zij met een Arrowak, iemand die behoorde tot de inheemse bevolking van Suriname. Op 4 april 1883 vertrekt een boot met 28 Surinamers richting Bretagne, via het eiland Martinique, waarvandaan de trein naar Amsterdam wordt genomen. De groep is ‘gehaald’ om tentoongesteld te worden op de Internationale, Koloniale en Uitvoerenhandel Tentoonstelling (Wereldtentoonstelling). Het tentoonstellen van mensen (de menselijke dierentuin) was een zeer populair concept in die jaren in Europa. De groep kreeg een plaats in een grote tent achter het Rijksmuseum in Amsterdam. Door Surinamers en ook Javanen uit het gekoloniseerde Indonesië neer te zetten als onbeschaafd, primitief en dierlijk, probeerde men de bevolking ervan te overtuigen dat het koloniseren gerechtvaardigd was en de superioriteit van het blanke ras en van de eigen natie benadrukken.Propaganda en entertainment heeft het westerse perspectief gevormd en heeft bijna vijf eeuwende perceptie van ‘de ander’ beïnvloed. Onder de tentoongestelde koloniale onderdanen waren mijn overgrootmoeder Elisabeth Moendi en haar dochter Henriette Moendi. Beiden werden ter plekke bestudeerd en opgemeten door wetenschappers. Velen van deze wetenschappers meenden dat zwarte mensen evolutionair gezien dichter bij de dieren stonden dan witte mensen. Dat rechtvaardigde meteen ook het gebruik van menselijke dierentuinen. Eigenlijk komt het er op neer dat mensentuinen en vernietiging eigenlijk twee kanten van dezelfde medaille vormen.

Met de twee installaties (foto), waarin ik een foto van mijn overgrootmoeder verwerkt heb, probeer ik een glimp te vangen van de diepe mysteries die ze heeft ervaren, in een stormachtig leven, op zoek naar een menselijker bestaan. Dit altaarstuk: Deep in me a passionate poem, een sacraal kunstwerk die kritische vragen opwerpt, markeert het begin van mijn onderzoek in India, Suriname en Nederland om een verborgen geschiedenis te duiden.

Dit is een familieverhaal over migratie, vermenging en kolonialisme.