vervolg Mijn favoriete object 3 – JA
27 augustus 2018
Vorige maand benaderde ik zo’n 70 winkeliers met de vraag of ze voor mij het favoriete object in hun winkel wilden omschrijven en er vervolgens een tekening van konden maken. Ongeveer 30 winkeliers wilden wel meewerken, de andere winkeliers hadden ofwel geen tijd, zeiden niet te kunnen tekenen of hadden er gewoon geen zin in. Hieronder volgt een verslag van de winkeliers die WEL mee wilden doen. Scroll verder naar beneden om meer winkels te zien.
Slijterij ganzenpoort – Bijlmerdreef 1136
‘Mijn lievelingsvoorwerp?’vraagt Ricardo van Hamme, wij verkopen drank en sigaretten!’ Een luide lach volgt.
Ik vertel Ricardo, al sinds 1998 werkzaam bij de eigenaar van slijterij Ganzenpoort, dat hij ook een voorwerp kan kiezen dat niet direct winkelgerelateerd is. Als voorbeeld noem ik een winkelier die een plastic speelgoedcowboytje op straat vond en op haar kassa plakte als een soort mascotte. ‘O, ik snap het’, zegt Ricardo, ‘ik sta hier nu alleen, ik ga even overleggen of er iemand is die het leuk vindt het formulier in te vullen en een tekening te maken’.
Het meisje dat de vrijdag daarop in de winkel staat weet van niets: ‘Ricardo zou normaliter vandaag werken, maar hij is naar het ziekenhuis’.
De volgende keer dat ik de slijterij bezoek werkt Ricardo niet daar, maar in het het belendende Surinam Air Cargo. Er staat een oerhollandse fiets met een label ‘Moengo’ te wachten op verzending, net als vele kartonnen dozen in alle soorten en maten. ‘Het is druk vandaag’, zegt Ricardo, ‘er zijn net pakketjes uit Suriname aangekomen’. Twee mannen voeren een geagiteerd gesprek over een van de paketten. Ik kan niet volgen wat ze zeggen, ze praten Sranantongo. Tussen alle onbekende woorden klinkt dan plotseling ‘snijbonen’ en ‘witlof’.
Ricardo heeft nog geen tijd gevonden om iets op te schrijven en/of te tekenen.
Een paar dagen daarna moet hij me weer teleurstellen: ‘Ik was er nog niet aan toe gekomen. Dingen met mijn dochter, maar dat is geen excuus, maandag ben ik er vanaf 10 uur. Op mijn woord, maandag!’
‘Ik moet passen’, zegt Ricardo echter als hij me de maandag daarop weer ziet. ‘Ik ben er niet aan toegekomen’.
‘Zal ik morgen komen?’ vraag ik.
‘Ik ga m’n uiterste best doen, maar geef eerst even een belletje, dan hoef je niet voor niets te komen’.
‘Nee, dat hoeft niet, ik ben morgen toch in de buurt’.
‘Ok, ik ga m’n uiterste best doen, sorry hoor’.
De volgende dag vertelt Ricardo dat het nog steeds niet gelukt is, hij excuseert zich: ‘Zo zit ik niet in elkaar, als ik het zeg doe ik het ook’, zegt hij. Als ik vraag of hij al wel weet wat zijn lievelingsvoorwerp is, wijst hij naar de fles Mariënburg in de kast. Hij legt uit dat het de sterkste Surinaamse rum is, hij wil de fles eventueel wel tekenen, maar weet nog niet goed hoe hij dat varkentje gaat wassen, ‘ik ben niet goed in die dingen, op school had ik al slechte cijfers’.
‘In m’n jongere jaren dronk ik deze’, zegt hij terwijl hij de fles Mariënburg pakt, ’81 % alcohol’. ‘Ik noemde het champagne’, vertelt hij, ‘ik deed een beetje rum in het glas en daarbovenop bier en na een tijdje kwam de trein op stoom. Zo’n belevenis had je, zo’n ervaring had je, en de volgende dag, toen had je nog geen video, dan had je zwarte delen, net als bij zo’n band die je terugspeelt’. ‘Het kon niet op’, vertelt hij over die tijd, ‘je bent een wereldverbeteraar’, ik heb met volle teugen ervan genoten’. ‘Als er een god bestaat, dan heeft hij mij toen behoed’. Omdat Mariënburg zwaarder is dan andere rum ‘kom je snel in hogere sferen’, zegt hij, ‘ik kan me heugen, in Frans Guyana had je in die tijd ook zo’n sterke rum, maar verder nergens.’ Toch riep de sterke rum toen ook al vragen op, vertelt hij. ‘We hadden een stukje rundvlees genomen en goten er een beetje Palm (Mariënburg) overheen, en het vlees werd blauw. Ik dacht dat gebeurt ook van binnen’.
Ricardo vertelt dat hij nu niet meer zo’n drinker is, als hij al iets drinkt is het campari met jus. En één keer per week een biertje. Ik vraag hem hoe het komt dat zijn drankgebruik zo is afgenomen, waarop hij antwoordt: ‘Je wordt wat ouder, je komt in een bepaalde cyclus terecht’.
‘Om het ene jaar’ bezoekt Ricardo Suriname. Sinds hij in 1998 in Nederland kwam is Suriname wel veranderd, zegt hij. Ik vraag hem of hij Suriname positief dan wel negatief veranderd vindt.
‘Het is een mengelmoes’, antwoordt hij, ‘het ene is positief en het andere negatief, maar het positieve overweegt toch’. Door de vele reizen die hij maakte heeft hij veel armoede en andere mindere positieve zaken gezien,’Je denkt dan, hé, ik heb toch iets waardevols, je koestert de waarde van Suriname’. ‘Als je nooit gereisd hebt zal je makkelijker afgeven’. In de komende jaren wil Ricardo nog de Chinese muur bezoeken, en ook Australië staat op zijn verlanglijst, ‘ik wil van elk werelddeel iets snuiven’.
v.l.n.r. Siem, Saskia, Xander en Eva
Pas een half jaar runnen Xander Wassenaar en Bas den Ouden Oma Ietje, ‘het warme kloppende hart van Heesterveld, misschien wel de meest creatieve, ondernemende en gezellige buurt van Amsterdam’, aldus de eigen website. Xander en Bas zitten al enige tijd in de horeca. Bas bestiert naast Oma Ietje ook (eet)café Kingfisher in de Ferdinand Bolstraat.
Zoekend naar een geschikte plek voor een café bezochten Xander en Bas zo’n 30 locaties in Amsterdam. Op een gegeven moment kwamen ze tot de conclusie dat een plek buiten het centrum eigenlijk veel aantrekkelijker was dan in het centrum. Want wie zit er daar op nóg een café te wachten, zowel de gemeente als de bewoners in de directe omgeving gaan vaak op de rem staan zodra ze van je plannen horen. Iemand tipte hen dat er in Zuidoost wellicht een aantrekkelijke ruimte te koop was. En zo togen ze op een druilerige maandagmorgen naar Heesterveld en bekeken Oma Ietje, een plek waar koffie en taart de boventoon voerden. Ze vielen als een bok voor de plek, hadden het idee echt iets te kunnen toevoegen aan de buurt wanneer ze hun plannen konden uitvoeren. Ze verbouwden het café en verruimden de kaart, je kan er nu bijvoorbeeld heerlijk buiten op het terras ontbijten of lunchen. Xander vertelt dat hij plannen heeft de ruimte wat te vergroten, hij wil graag een bar plaatsen en op termijn moet er een dakterras komen bovenop de opvallend kleurige containers die Ymere plaatste. Hij vindt het nog steeds een toplocatie: de buurt is multicultureel, elke dag paraderen fraai uitgedoste mensen langs het terras, op weg naar huis of hun werk. De plek ligt pal naast metrostation Bullewijk, er is altijd reuring. ‘Eigenlijk’, zegt hij, ‘is dit de plek zoals de Bijlmer 50 jaar geleden bedoeld is’.
En hoe komt Oma Ietje aan haar naam? De oma van de vorige eigenaresse heette Ietje, er hing een portret van haar aan de muur. Helaas nam de eigenaresse het portret mee toen ze het café overdeed aan Xander en Bas, haar naam prijkt echter nog steeds op de gevel.
B&B ZOH – Heesterveld 17
Karina en Matty
Karina en Matty werken waarschijnlijk tot het eind van het jaar in B&B ZOH, een B&B in Heesterveld, schuin tegenover de residency waar ik vier weken verbleef. Zij komt uit Engeland, hij uit Australië, twee jaar geleden ontmoetten ze elkaar in Cambridge. Karina rondde daar haar bachelor Crime and Investigative Studies af, graag kijkt ze naar series als Crime Investigation, ook al kloppen er vaak allerlei dingen niet, de series geven volgens Karina een romantische versie van de werkelijkheid weer. Matty was professioneel cricketer en ging twee jaar geleden ‘met pensioen’ vanwege blessures die opspeelden. Hij kent jongens die ondanks hun blessures door blijven spelen, hij vindt dat nogal onverstandig, eens kom je jezelf tegen.
Matty en Karina leven in Ierland en houden ervan nu eens hier en dan weer daar neer te strijken. Op internet zagen ze een vacature van B&B ZOH, het leek hen een mooie kans langere tijd in Amsterdam te wonen. De Bijlmer bevalt hen goed, ze zouden niet in het centrum willen wonen. Karina vertelt dat ze in ieder geval de komende vijf jaar dit leven wil leiden, daarna ziet ze wel welke wind er waait.
Anand Bare
Wanneer ik voor de eerste keer de winkel bezoek leg ik aan Shaniel uit wat ik van plan ben, ik pols of hij mee zou willen doen. Hij wil het eerst even met zijn vader overleggen, al snel besluiten ze aan te haken, ‘we gaan kijken wat we gaan doen’. Als ik voor de tweede keer in de winkel kom, vertelt Anand Bare, de vader van Shaniel, dat ze nog niets hebben gedaan, zijn moeder heeft plotseling een herseninfarct gekregen, driekwart van haar hersenen is aangetast. Hij zegt dat hij de volgende keer dat ik kom de papieren paraat heeft. Het lijkt me dat hij nu belangrijker dingen aan zijn hoofd heeft, hij is echter heel stellig.
En inderdaad, een paar dagen later laat Anand Bare me de fraaie tekening zien die zijn zoon van zijn lievelingsvoorwerp maakte. Hij vertelt dat hij de winkel van de vorige eigenaar overnam. Vroeger waren er meer klanten dan nu, het is tegenwoordig lastig je hoofd boven water te houden. Veel oude flats in de buurt zijn afgebroken, daarvoor in de plaats kwamen vaak eensgezinswoningen, ‘Hoeveel mensen kunnen daarin wonen?’ vraagt hij me retorisch. Niet alleen wonen er nu getalsmatig minder mensen in de Kraaiennest-buurt dan vroeger, maar ook vertrokken de wat meer bemiddelde mensen uit de buurt, bijvoorbeeld naar Almere, Amersfoort of Hoofddorp. Bare vindt dat de gemeente veel meer moet investeren in de kleine ondernemers, ‘het komt nu maar van één kant’, zegt hij, waarmee hij wil aangeven dat veel winkeliers bij de gemeente te kennen geven dat hun situatie nijpend is, maar dat de gemeente niet thuis geeft. Ook heeft hij tevergeefs bij de beheerder van het winkelpand aangeklopt, ook die gaf geen sjoege. ‘U bent de zesde persoon die dit soort vragen stelt’, zegt Bare wanneer ik doorvraag op zijn situatie, ‘ze nemen allemaal dat soort vraagjes mee’. ‘Ze praten zoveel, soms heb je zo’n avondje en je verliest je tijd alleen. Dat doe ik niet meer, de tijd die ik daar zit besteed ik liever aan iets anders’.
Ik vertel dat ik niet namens de gemeente kom, maar dat ik met een andere reden in zijn winkel sta. ‘Het is langzamerhand niet leuk meer’, zegt Bare, hij overweegt zelfs zijn winkel naar Almere te verplaatsen. In Amsterdam Zuidoost betaal je immers twee keer zoveel huur voor een winkelpand als in Almere. Op mijn vraag of hij dan zelf ook in Almere gaat wonen zegt hij: ‘Dat durf ik niet te zeggen’.
De eigenaar van Teujib Halal Pizza & Snacks heb ik nooit gezien, wel twee jongens die ‘af en toe komen helpen’. ‘Pizza wil je niet eten als je hier staat’, zegt Umair, de neef van de andere jongen die ik eerder sprak. De pizza & snacks-lijn is een afgeleide van Teujib Halal Traiteur, dat weer is ondergebracht bij Teujib Halal Productie. Het bedrijf produceert op grote schaal verschillende vleessoorten in een eigen productieruimte. Teujib is het arabische woord voor halal, rein.
Hekmat Tarin
Op het buro van Hekmat Tarin staat een Italiaans vlaggetje. Ik vraag hem of zijn familie uit Italië komt, dat blijkt niet zo te zijn, wel heeft hij zelf één jaar in Italië gewoond. Hekmat werkt nu bija drie jaar in deze zaak, daarvoor deed hij kennis op bij brillenreuzen als Hans Anders, Pearle en Specsavers. Hij leerde daar één les: begin voor jezelf. Natuurlijk, je moet het aandurven helemaal in je eentje een bedrijf op te starten, maar al doende leer je snel. Zijn winkel onderscheidt zich van het reguliere aanbod door enerzijds de lage prijzen (€ 85 voor een enkelvoudige bril) en anderzijds de goede service: binnen 1 uur sta je weer buiten met een nieuwe bril.
Hekmat stelt voor het formulier maar meteen in te vullen. Wanneer hij dat gedaan heeft vraagt hij welke bril ik ga tekenen, ervan uitgaande dat ik een bril zal kiezen als het meest favoriete object. Ik zeg dat hij zelf een keuze voor een object dient te maken en dat hij ook zelf de tekening moet maken. Hij schrikt, ‘Ik kan helemaal niet tekenen’, zegt hij. Ik vertel hem dat het er helemaal niet om gaat een heel goede tekening te maken, dat het juist leuk is dat iedere tekening een eigen handschrift krijgt omdat iedere tekenaar steeds op een andere manier tekent. Hekmat denkt even na en trekt dan gedecideerd de la van zijn buro open en toont me triomfantelijk een brillenfoudraal. Hij opent het en toont me de bril die er in zit, een Cartier leopard. Glazen zonder montuur, de poten bestaan uit gouden luipaarden die naar het glaswerk happen. Dan denkt hij even na en zegt dat het misschien niet zo’n goede keuze is. Natuurlijk, het is een prachtige bril, maar hij heeft nog maar één exemplaar. En wat nu als zich straks geïnteresseerden melden bij het zien van zijn tekening ? Dan krijgen ze nul op het rekest. . . ‘Nee, dan kan ik beter een bril nemen die ik wél kan verkopen’.
‘Welke bril zou u nemen?’ vraagt hij mij. Hij pakt een sportbrilletje uit het perspex rek en laat het mij twijfelend zien. ‘Wat is de trend?’ vraag ik, ‘ik zie veel ronde glazen, dat lijkt weer in’.
‘Ja, dat is de trend’, zegt hij en kiest voortvarend een rood/gouden bril, geen Cartier maar een Suofeia.
Achter zijn buro vraagt hij zich hardop af hoe hij de bril zal gaan tekenen. Dan legt hij de bril plat op het tekenvel, de poten naar boven, en beweegt zijn pen langs de contouren van de brillenglazen. Tevreden kijkt hij naar het resultaat. ‘En de poten, waar zijn de poten?’ wil ik weten. Hij kijkt bedenkelijk, hoe moet hij dat nou weer oplossen? Ik stel voor de poten langszij te tekenen, hij vindt het een goede suggestie. Met een liniaal trekt hij twee rechte lijnen, uit elk glas één. Ik vraag hem naar de ronding van de poot bij het oor, hij legt de liniaal wat schuin en trekt zo twee rechte rondingen. Tenslotte suggereer ik dat het mooi zou zijn nog een andere kleur toe te voegen, de bril heeft immers twee kleuren, rood en goud. Hij beaamt dat dat een goed idee is en gaat op zoek naar een andere kleur. In zijn burola is die niet te vinden, waarop hij naar een belendende winkel loopt om daar een groene stift te bemachtigen. Zorgvuldig trekt hij groene strepen naast de zwarte lijnen.
Suzie stoffen – Bijlmerplein 691-E (shopperhal)
Suzie Ampofo
Suzie Ampofo is een ‘autorized dealer’, ze verkoopt stoffen van bekende merken als Julius en Vlisco. Het is altijd druk in de winkel, vrouwen kiezen zorgvuldig hun stoffen uit, Suzie zit als een echte matrone achter haar kassa. Wanneer ik haar vraag of ik een foto van haar mag maken zegt ze ‘I am not prepared for making a photo. If I knew you were taking a picture I would have dressed myself in a beautful African dress’. Ik maak een foto van haar achter de kassa en beloof haar die toe te sturen. Als zij niet tevreden is over het resultaat kunnen we een nieuwe fotoshoot organiseren stel ik voor.
Wanneer ik de winkel een paar dagen later binnenloop zegt Suzie dat ze het geen goede foto niet goed, we kunnen beter een andere maken. Ze gaat voor de grote stalenkaart aan stoffen staan, ik maak een paar nieuwe foto’s.
Kay’s Candies – Harriët Freezerstraat 95
Nana Safoa, de eigenaresse zegt dat ze haar zoon gaat vragen een tekening te maken van haar favoriete object. Hij belt een paar dagen later om te vragen welke kosten er aan het project verbonden zijn. Ik stel hem gerust, zeg hem dat meer winkeliers deze vraag stellen en dat deelname natuurlijk kosteloos is.
Kay’s candies bestaat 16 jaar, het is een Ghanees familiebedrijf. Op mijn vraag aan Nana Safoa waarom ze snoep én noten verkoopt zegt ze: ‘Ik weet niet, dat komt gewoon’. Ik vraag of ze zelf van snoep en noten houdt, wat ze het liefste eet. Ze vertelt dat ze vroeger erg van snoep hield, maar nu vooral van noten, walnoot en hazelnoot zijn haar favorieten.
Haar snoepwaar en noten haalt ze bij Lekkerland in Waddinxveen. Op de website van Lekkerland lees ik het volgende: ‘Klassieke zoete en hartige producten staan in de conveniencebusiness sinds jaar en dag op hoog niveau. Lekkerland biedt meer dan 3.000 artikelen voor elke smaak. Chocoladerepen, koekjes, chips, lolly’s, kauwgom, hartige snacks of noem maar op!’
Lekkerland blijkt nog veel meer te verkopen: ‘Ook de leukste Disney-knuffels, geschenkpakketten en strooizout maken deel uit van het Lekkerland non-food assortiment.’ En wie op zoek is naar een tabaksautomaaten kan ook bij Lekkerland terecht.
Van sommige mensen in Amsterdam hoorde ik dat de Ghanese en de Surinaamse gemeenschap niet veel met elkaar optrekken. Als ik Nana vraag of zij daar iets van merkt, zegt ze dat haar kinderen met Surinaamse kinderen spelen, ‘we zijn één’.
Miss Alida – Bijlmerplein 690-K (shopperhal)
Mariella Bekker
‘Ik weet al wat het object is, dat is mijn boek’, zegt Mariella Bekker, wanneer ik haar uitleg waar ik voor kom. Ze heeft in 2012 een prentenboek geschreven over een zwart meisje dat haar dromen najaagt, de titel van het boek is Miss Alida, werk aan je dromen en ze komen uit. ‘We hebben allemaal een kracht in ons, en als je die inzet kan je alles bereiken’, zegt Bekker. Haar tweede boek heet Miss Alida en de droomboom, het derde komt binnenkort uit. Ik vraag Mariella hoe ze aan de naam Miss Alida komt, ze vertelt dat ze aan het mediteren was en dat de naam toen plotseling naar boven kwam. Op internet vind ik het verhaal achter Miss Alida: De naam ‘Alida’ van het ‘Miss Alida-contest’ is afkomstig van de slavin Alida, wiens borsten waren afgezet door haar plantage-eigenares Susanna du Plessis. Deze verdacht haar man ervan een relatie te hebben met Alida. In de jaren rond 1990, toen voor het eerst de ‘Miss Alida-verkiezing’ werd georganiseerd, werd Alida als voorbeeld gebruikt ter inspiratie voor de kandidaatmissen. Het doel van deze verkiezing is om de waarde van de Afro-Surinaamse vrouw te onderstrepen. Daarbij staat uiterlijke schoonheid niet op de voorgrond, maar juist haar hart en verstand. Als vrouw moet zij zich bewust zijn van haar sociaal-economische positie en haar culturele achtergrond, om hoger op de maatschappelijke ladder te komen.
Waren de traditionele missverkiezingen voor vele feministen een doorn in het oog vanwege het seksistische karakter, binnen de Surinaamse gemeenschap heeft de missverkiezing een herwaardering ondergaan. De beoordelingscriteria zijn niet seksistisch getint, maar juist gericht op empowerment en emancipatie van jonge vrouwen. De verschillende bevolkingsgroepen organiseren regelmatig missverkiezingen. Zo bestaan er de Miss Alida- (Afro-Surinaams), Miss Putri- (Javaans), Miss India Holland- (Hindostaans), en de Miss Kwakoeverkiezingen.
Bekker vertelt dat ze het boek maakte omdat er nauwelijks boeken zijn met zwarte hoofdfiguren. Ze heeft het boekje ook in het Engels vertaald en daarnaast een hele Miss Alida lijn opgezet met schriften, tassen, rugzakken, T-shirts, etc. Nadat ze het boek had geschreven begon ze na te denken over een eigen winkel, maar ‘Miss Alida gaat mijn winkel niet vullen’ dacht Bekker. Zodoende ging ze op zoek naar meer zwarte rolmodellen, zo kan je in haar winkel bijvoorbeeld een zwarte Nijntje kopen en Disney figuren als Moana ( in Nederland heet ze Vaiana) en princess Tiana, en voor de jongens Black Panther. Ik vraag Mariella of ze vroeger zelf zwarte poppen had, ze vertelt dat ze ‘poppenspelen niet echt haar ding’ was, ze was meer een tomboy.
Dimadima – Harriët Freezerstraat 111
Dimadima betekent in het arabisch ‘altijd altijd’, Mohamed Kallat’s vader noemde de winkel zo omdat hij altijd, echt altijd in de winkel stond. Als ik een paar dagen later terugkom om de enveloppe te halen herkent Mohamed me meteen. ‘Ik had geen tijd, sorry’, zegt hij. We spreken af dat ik over een paar dagen weer langskom. Na een paar dagen loop ik weer binnen, Mohamed zegt dat ik beter dinsdag terug kan komen, de afgelopen dagen was het te druk: ‘Volgende week dinsdag, ik heb het druk’, zegt hij, ‘dan ga ik het dit weekend doen. Ik beloof niets, ik hoop het’.
De vrijdag daarop loop ik de winkel binnen omdat ik ook verschillende andere winkels in de buurt bezoek. ‘Dinsdag hadden we afgesproken’, zegt Mohamed
als hij mij ziet, ‘ben je het vergeten?’ Dinsdag toont Mohamed me de enveloppe, ik ben blij verrast. De vorige drie winkels waar ik langs ging hadden ondanks hun eerdere toezeggingen geen tekening gemaakt. Mohamed zegt ‘Dinsdag is dinsdag’. Ik antwoord dat dat voor sommigen niet geldt. ‘Voor mij wel’, zegt hij. Hij heeft de enveloppe heel discreet dichtgeplakt. Ik ben te nieuwsgierig om tot thuis te wachten en maak de enveloppe in de winkel open, Mohamed licht zijn keuze voor zijn lievelingsvoorwerp toe.
Africa-Beauty – Bijlmerplein 689 A (Shopperhal)
Eve Sawadogo
Eve Sawadogo was 26 jaar toen ze haar eerste jurk maakte. Zelf kleren maken was toen niet meer dan een hobby, ze werkte in die tijd bij de gemeente in een plaats Burkina Faso. Haar neef had een naai-atelier, maar écht enthousiast werd Eve daar niet van. Acht jaar geleden arriveerde Eve met haar Nederlandse vriend in Nederland, daarvoor woonde ze acht maanden met hem samen in Burkina Faso. Ze werkt nu zeven maanden in haar winkel, waar ze kleding op bestelling maakt, in de winkel heeft ze bovendien veel showmodellen hangen. Ik vraag haar of ze Burkina Faso mist, ze antwoordt bevestigend. ‘Wat mis je het meest?’ vraag ik haar. ‘Alles’, zegt ze, ‘het is saai hier. Ik mis het eten, het sociale leven, de mensen. Hier is het keihard werken, werken, werken, daar was elke dag een uitdaging. Je bent daar constant buiten, ziet altijd andere mensen’. Ze vertelt dat ze om 7.00 uur begon met werken, van 10.00 tot 12.00 uur hield ze pauze en vervolgens werkte ze door tot 17.00 uur. Ze kon haar werktijden zelf redelijk goed indelen, ‘het was flexibeler, meer relaxed’.
Twee keer per jaar gaat ze zo’n twee weken naar haar geboorteland om weer even bij te tanken. Ze wil ooit weer in Burkina Faso gaan wonen, nu is dat lastig omdat ze schoolgaande kinderen heeft. Die zouden natuurlijk naar een internationale school in Burkina Faso kunnen gaan, maar dat lijkt toch niet ideaal, ze zijn hier geworteld. De kwaliteit van zo’n school in Burkina Faso doet volgens Eve zeker niet onder voor die van de scholen hier, veel Europeanen denken dat hun scholen in kwalitatief opzicht beter presteren dan scholen elders in de wereld. Eve verbaast zich vaak wat haar kinderen wel en niet leren op school, soms komen haar kinderen thuis met vragen waarvan Eve zeker weet dat zij dergelijke vragen niet aan haar ouders stelde, ze wist zelf het anwoord zelf al. ‘Iedereen denkt Europa is leuk, maar ach ja…’
Ze vertelt dat ze in Burkina Faso enkele jonge vrouwen steunt met het opzetten van een eigen naai-atelier, ze laat vaak naaimachines achter. Ik zeg haar dat ik vrouwen vaak zo sterk vind, ze moet lachen, vindt het vanzelfsprekend dat je voor elkaar zorgt, ‘we zijn toch moeder?’ Ik zeg dat je er ook voor kan kiezen je alleen op je eigen kinderen te concentreren, Eve zegt dat ‘we moeten investeren in waar we vandaan komen, we moeten elkaar helpen’. Ze vertelt dat moeders in Afrika nooit alleen hun eigen kinderen opvoeden, maar ook de kinderen van anderen. Wanneer zij als kind iets fout had gedaan en haar buurvrouw had het gezien, dan kon ze erop rekenen een klap van de buurvrouw te krijgen. ‘Hier in Nederland gaat dat heel anders’ merkt Eve op, ‘dan zeggen ouders tegen elkaar we moeten eens praten over het gedrag van je kind…’.
In het boek ‘Mijn moeder was alfabeet en andere levensverhalen van geslaagde vrouwen’ (1999, redactie Geke van der Wal, uitgever Mets/Novib) lees ik een interview met Saba Habte, dat goed aansluit op wat Eve vertelt.
Saba Hapte is een Ethiopische vrouw die opgroeide in Addis Abeba en na lange omzwervingen in 1979 in Nederland kwam. Ze vertelt dat ze niet terug wil naar Ethiopië, maar wel blijft zoeken naar rechtvaardigheid. ‘Ik doe het nu op een andere manier, ik sponsor de studie van een paar landgenoten hier. En mijn huis staat altijd open voor anderen, vluchtelingen, mensen zonder papieren, het is een klein huis, maar er kunnen er wel twintig in. Ik ben niet zoals de Nederlanders die heel veel privé moeten hebben. Dat leer ik mijn dochtertjes ook, dat ze moeten delen met anderen . . . Bezit laat je achter bij je dood. Belangrijker is wat blijft leven als je doodgaat, wat je meegeeft aan anderen, aan je kinderen’. In hetzelfde boek staat een interview met Aldith Hunkar, voormalig presentatrice van het Jeugdjournaal. Zij zegt: ‘In Nederland wordt over het algemeen gedacht dat Nederland de norm is, maar dat is natuurlijk niet zo. Ik ben er sterk van doordrongen dat de waarheid wel op zestig of zeventig verschillende manieren verteld kan worden. Dat de ene manier van leven niet beter of slechter is dan de andere’.