Mijn favoriete object 3 – JA
31 juli – 4 augustus
Een aantal jaar geleden bedacht ik dat het interessant zou zijn winkeliers te vragen naar hun meest favoriete object uit de winkel. Dit lievelingsvoorwerp mocht een heel directe relatie hebben met de in de winkel te verkopen spullen (een fietsenmaker kiest een fiets), maar kon ook iets zijn dat juist niets met de winkel te maken had. Iets dat de winkelier bijvoorbeeld altijd bij zich draagt, een gevonden voorwerp, of iets dat een belangrijke emotionele waarde heeft. Ik vroeg de winkeliers niet alleen hun favoriete voorwerp te benoemen maar ook te beschrijven wat het object zo bijzonder maakt. En als klap op de vuurpijl wilde ik hem/haar een tekening van het favoriete object laten maken. Het lukte me een aantal winkeliers te vinden die het een en ander wilden opschrijven en tekenen, maar al snel was ik weer met andere dingen bezig en vergat ik het project.
Lopend in de Amsterdamse Poort, hét winkelcentrum in Amsterdam Zuidoost, moest ik weer aan dit project denken. De enorme variatie in winkels maakte het aantrekkelijk het project weer op te pakken. Ik besloot alleen maar kleine winkels te benaderen die het multiculturele karakter van Zuidoost onderstrepen en dus niet de onpersoonlijke winkelketens die je in iedere stad vindt.
De afgelopen week heb ik zo’n 70 winkeliers benaderd. Ongeveer de helft heeft toegezegd mee te doen, de andere helft heeft ofwel geen tijd, zegt niet te kunnen tekenen of heeft er gewoon geen zin in. Hieronder volgt een verslag van de winkeliers die WEL mee wilden doen.
Ashwin Badrising met zijn oudste dochter
De eerste keer dat ik Badri’s Tropical bezoek vertelt de hindostaanse eigenaar, Ashwin Badrising, dat hij al 15 jaar op deze plek zit. Ik complimenteer hem met het brede assortiment aan tropische waren, zeg dat hij een grote winkel heeft. ´Groot?’ vraagt hij, ‘klein vind ik, ik zou wel een grotere winkel willen hebben!’
Wanneer ik voor de tweede keer langskom zegt Ashwin de tekening te zijn vergeten. Ik vraag welk voorwerp hij heeft getekend, hij wijst op de sopropo, het fraaie Surinaamse woord voor de bittermeloen, een soort komkommer met een wrattige schil. Ik vind het woord javaans klinken, hij vertelt me dat het de Surinaamse benaming is, in het javaans heet de bittermeloen pare.
Weer een halve week later zegt dat hij de tekening vergeten is mee te nemen, ‘hij ligt nog thuis’. Ik spreek af de volgende week terug te komen. Wanneer ik de week daarop voor de vierde keer langskom en de eigenaar mij ziet slaat hij schaamtevol zijn hand voor zijn ogen en zegt: ‘U hebt echt niets aan mij’. Hij is de tekening weer vergeten mee te nemen. En ook de vijfde keer heeft hij de tekening niet bij zich, hij verontschuldigt zich, ‘Het wordt nu genant’, zegt hij en stelt voor het formulier en tekening ter plekke in te vullen/te maken. ‘Ook de tekening?’ vraag ik. ‘Ja, dat is niet zo moeilijk toch?’ is zijn antwoord. Omdat het heel druk is in de toko besluiten we dat ik de dag erop kom en dat we dan spijkers met koppen slaan. De dag erop ziet zijn zuster mij als eerste en zegt ‘Ik hoop dat ie het meeheeft’. Als de eigenaar me ziet vraagt hij of ík een enveloppe bij me heb, hij verkeert in de veronderstelling dat ik de papieren bij me heb zodat hij ze ter plekke kan invullen.’Ik ben gisteravond niet op kantoor geweest’, zegt hij ter informatie. Meestal heb ik wel een enveloppe met daarin een formulier en tekenvel bij me, maar dit keer niet. Het is de laaste dag dat ik in de residency zit en ik wil niet nog meer winkels benaderen omdat het proces vaak traag verloopt en ik geen tijd meer heb de formulieren op te halen. Ik besluit terug naar Heesterveld te fietsen om daar een formulier op te halen, een uurtje later sta ik weer voor zijn neus. Ashwin Badrising maakt de tekening en vult het formulier in, hij legt me uit dat de tekening die hij eerder maakte op kantoor ligt waar hij alleen ’s maandags is. Hij neemt uitvoerig de tijd mij over de winkel te vertellen, ‘ik hoop dat ik het zo een beetje goed kan maken’, zegt hij.
Hij vertelt dat zijn grootvader in de jaren 60 marktman was in Suriname, ‘wij zitten al heel lang in deze branchering’. Begin jaren 70 vertrokken zijn grootouders naar Nederland en startten daar al snel een toko. Het ondernemersbloed zit onmiskenbaar in de familie: ouders, oom, zuster en dochter, allemaal zijn ze werkzaam in een of meerdere toko’s. De familie importeert veel artikelen uit Suriname en maakt ook eigen producten, zoals pindasaus en marinades. Een oom van Ashwin runt Domburg, een eigen productiebedrijf in Domburg (Suriname). Zijn oudste dochter staat nu zo’n 2 jaar op zaterdag in de winkel, zij had het heel snel in de vingers, maar ze wil niet in de winkel blijven werken, ze wil arts worden.Voor Ashwin is dat geen probleem, want ‘je moet doen wat je het meeste ligt, wat je graag wil’.
Vaak hoor ik van winkeliers dat het moeilijke tijden zijn, dat de mensen in Amsterdam Zuidoost minder te besteden hebben dan vroeger. De gemiddelde inwoner heeft een laag inkomen, het is vaak sappelen. ‘De koopkracht is afgenomen, dat is zeker zo’, zegt Ashwin, ‘maar je moet innoveren, je moet je onderscheiden’. Als voorbeeld van goed ondernemerschap noemt hij Nathalie’s winkeltje. De vorige eigenaresse klaagde altijd over de locatie, wanneer je vroeg hoe het ging, ging het altijd slecht. Uiteindelijk doekte ze haar zaak op en nam Nathalie Rooze de winkel over. Nathalie’s winkeltje liep vanaf het begin goed, ze breidde zelfs fors uit. Ook bij de familie Rooze stroomt het ondernemersbloed door de aderen, Nathalie’s winkeltje heeft honderden volgers op facebook. Ashwin vertelt dat hij ook actief is op facebook, ‘ik word wat dat betreft door m’n dochter begeleid’. En hij adverteert dagelijks op de hindostaans/ Surinaamse radiozender Ujala, de zender heeft een groot bereik, ‘Ik adverteer er best wel agressief op, mijn spotje is vier keer per dag te horen’. Een spotje duurt niet zoals op radio 538 10 seconden, maar anderhalve minuut, ter plekke laat Ashwin mij op z’n smartphone een reclamespotje horen. ‘Soms komen er mensen uit Groningen omdat ze op de radio over de winkel gehoord hebben’, zegt hij, ‘de mensen wachten echt wel, ze denken wat komt er nu, komt er een nieuwe aanbieding’. Ashwin Badrising probeert zich te onderscheiden, niet alleen door actief te zijn op facebook en radio Ujala. Hij weet dat hij klanten over de streep kan trekken met lage prijzen, ‘Ik probeer zodanig in te kopen dat ik scherpe prijzen heb’.
Vergeleken met zo’n tien jaar geleden zijn artikelen wel een derde duurder geworden, ‘de keuringen worden steeds strenger’, vertelt Ashwin. Hij vindt al die voorzorgsmaatregelen wel goed, ook al betaal je er wel een prijs voor. ‘Wanneer je zeg maar 1000 kilo sopropo’s uit Suriname importeert, doet de douane de eerste keuring, ze kijken bijvoorbeeld naar dugs. Bij de tweede keuring kijken ze naar pesticiden, naar hoezeer de groente bespoten is. Vroeger had ik groente in m’n schappen liggen die altijd maar groen bleef en maar bleef glimmen, ze waren overbespoten’. Voor al die keuringen bij elkaar van de 1000 kilo sopropo’s betaal je als ondernemer € 300. Mocht blijken dat de groente niet voldoet aan de vooraf gestelde kwaliteitseisen, dan wordt deze vernietigd, de ondernemer draait ook voor deze kosten op.
Ron en Tiffany
‘Dat had je niet verwacht hè?!’, roept Ron Willemse als ik zijn slagerij binnenloop.
Triomfantelijk houdt hij in zijn ene hand de enveloppe met tekening en vragenlijst omhoog, terwijl hij in zijn andere hand het uitbeenmes vasthoudt dat in mijn richting prikt.
Nico’s slagerij was een van de eerste winkels die ik benaderde, nu ruim twee weken geleden. Het was druk in de winkel, ik trok een nummer en wachtte mijn beurt af. De vrouw achter de toonbank ziet mij wachten en zegt ‘Ik zie dat u een vraag heeft’. Ik vraag haar hoe ze dat ziet. Ze antwoordt niet meteen, ik suggereer dat 20 jaar winkelervaring maakt dat ze weet wat voor vlees ze in de kuip heeft, ze knikt bevestigend. Ik leg uit waarvoor ik kom, ze zegt dat ik even moet wachten op de baas van de slagerij, Ron Willemse.
Na mijn uitleg te hebben aangehoord zegt hij dat hij het weliswaar een mooi idee vindt, maar ‘Ik ga je misschien teleurstellen, ik heb weinig tijd’. Ik zeg dat het misschien hooguit een kwartiertje kost om het formulier in te vullen en een tekening te maken, waarop hij zegt ‘een kwartiertje is al heel veel tijd voor mij’.
Zes jaar geleden nam hij de slagerij over van zijn schoonvader, hij werkte toen al elf jaar in de zaak. Samen met zijn vrouw Tiffany, die al vanaf haar dertiende ’s zaterdags in de winkel moest meehelpen, runt hij nu de winkel die zich vooral op Surinamers richt. De gele prijsborden met daarop de rode vleesfoto’s heeft zijn schoonvader destijds al opgehangen, ‘Kijk, je kan nog zien wat zijn handschrift is en welke getallen ikzelf heb geschreven’, zegt Willemse. In de loop der jaren zijn de prijzen kennelijk nauwelijks veranderd. De borden zijn een bewuste keuze, het moet er allemaal niet te chique uitzien, het is een winkel voor mensen met een minder goed gevulde portemonnaie.
Toen hij zijn school had afgemaakt volgde Willemse een tijdje HBO-opleidingen, hij studeerde bouwkunde en civiele techniek, ‘ik vond er geen reet aan’, zegt hij nu. Liever doet hij wat concreter werk, bouwkunde an sich interesseert hem nog steeds wel: ‘Ik kan nog steeds uren onder een brug zitten kijken hoe ze dat allemaal maken’.
Toen ik vorige week de slagerij weer voor de derde keer binnenliep waren er, in tegenstelling tot de voorgaande keren, geen klanten in de winkel. Dat geeft de mogelijkheid wat langer te praten. Er werken op dat moment vier mensen: de broer van Ron, de vrouw die de eerste keer zag dat ik iets wilde vragen en twee meisjes. Ik vertel Ron’s broer over het favoriete voorwerp en na wat speurwerk vindt de hij de enveloppe. Hij haalt de losse velletjes uit de enveloppe tevoorschijn en zegt ‘Als er nog geen bloedvlekken op zitten is-ie denk ik nog niet ingevuld’. Ron blijkt inderdaad nog geen tekening te hebben gemaakt, zijn broer zegt dat hij wel even met hem zal overleggen. Ik vraag de vier personeelsleden wat hun lievelingsvoorwerp is. De broer van Ron noemt meteen zijn hakbijl, of misschien zijn uitbeenmes, de vrouw noemt de radio. De twee meisjes zijn het daar roerend mee eens, ook voor hen is muziek tijdens het werk van essentieel belang. Een van de meisjes antwoordt eerst lachend op de vraag wat haar lievelingsvoorwerp is ‘Mezelf”.
Voordat ik een foto maak van Ron en Tiffany kijk ik toe hoe ze enorm geroutineerd grote stukken vlees in kleinere stukken snijdt. Na het snijden schuift ze de nog steeds behoorlijke stukken vlees met één handbeweging in een plastic zak die op zijn beurt weer in een krat verdwijnt. Klaar voor transport.
La Belleza Tropical is de winkel van de eigenaresse Estela Baez, die uit de Dominicaanse Republiek komt. Estela woont al 32 jaar in Nederland, waarvan 30 jaar in de Bijlmer. Ze vertelt dat ze liever een grotere winkel zou hebben waar de kleding beter tot z’n recht zou komen. Ze moet nu alle spullen zo uit zien te stallen dat iedere klant ziet wat er te koop is, voor de afzonderlijke producten heeft ze weinig beschikbare ruimte. Ideaal is het niet. Liever zou ze ook een (aanpalende) opslag hebben en haar assortiment wat ruimer tonen.
Ze was de eerste Dominicaanse in de Bijlmer met een eigen zaak, ja natuurlijk kent ze alle vrouwen die meeliepen in de optocht 50 jaar Bijlmer. Ze schat dat er in Amsterdam zo’n 1000 Dominicanen wonen, de Dominicaanse gemeenschap in Rotterdam is nog veel groter.
Haar clientèle is behoorlijk internationaal, haar assortiment is gevarieerd: behalve kleding kan je ook koffie, zeep en bijvoorbeeld haarproducten kopen, allemaal afkomstig uit de Dominicaanse Republiek. Ze heeft ervoor gekozen alleen kwalitatief hoogstaande producten te verkopen, wanneer je moet concurreren met andere winkels moet je ervoor zorgen dat je het beste van het beste in je winkel hebt liggen, alleen daarmee kan je klanten mee overtuigen.
Estela toont me catalogi van Juju & Christine en TL, beide merken verkoopt ze in haar winkel. Ze vertelt dat de koning van Ghana bij haar kleding kocht, net als de consul van de Dominicaanse Republiek. En de productie van de miniserie over Johan Cruijff (VPRO) huurde een aantal jaar geleden een dag lang haar winkel om daar de acteurs te kunnen verkleden en schminken. Het leverde haar vervolgens een week lang gratis promotie van de winkel op.
Ze houdt een lofzang op de Dominicaanse Republiek, ze vertelt hoe mooi het is, ‘Eilanden, rivieren, bossen, heel mooi!’ Ik moet het land zeker een keer bezoeken. Ze woonde 32 jaar geleden boven op een berg in La Lanza, een beetje gevaarlijk pad singerde naar boven, overal op de berg koffieplantages.
Estela vertelt over het nabijgelegen dorpje Polo, waar een wonderbaarlijk fenomeen plaatsvindt. Wanneer je je auto in z’n vrij op de berghelling neerzet en je haalt je contactsleutel eruit, dan rijdt de auto zelf naar boven. Misschien heeft het te maken met een magnetisch veld onder het wegdek, vertelt Estella, maar men begrijpt eigenlijk nog steeds niet hoe het kan.
Jajo fashion – Bijlmerplein 688G (Shopperhal)
Jagjit Singh, die in Jajao fashion werkt, lijkt wel mee te willen werken als ik hem vraag of hij mee wil doen met mijn favoriete object project. Wanneer echter blijkt dat hij een formulier dient in te vullen zegt hij dat hij wel Nederlands spreekt, maar niet schrijft. Ik vraag of Grace, het meisje dat ook in de winkel werkt, dat niet zou kunnen doen. Hij stemt daarmee in.
Singh is niet de eigenaar van de winkel. Hijis vijf jaar geleden uit Punjab (India) naar Nederland gekomen, Grace komt uit Ghana en woont nu tweeëneenhalf jaar in Nederland. Toen Jagjit Singh in India woonde zat hij niet in de modewereld, hij werkte op een boerderij. Op mijn vraag waarom de winkel Jajo heet, vertelt hij dat toen de winkel net open was, heel veel mensen ‘Ja jo(h)’ zeiden en dat de winkel zo aan haar naam is gekomen.
Supertoko – Bijlmerplein 861
‘Ik zal er even naar kijken’, zegt X. Li, roepnaam Winston, als ik voor de eesrte keer in zijn winkel sta en hem uitleg wat ik van hem verlang. Hij legt de enveloppe op een stapel papieren in de hoek van de toko. Wanneer ik weer langskom denk ik eerst dat hij er niet is, totdat ik gestommel achter de toonbank hoor. Winston zit op zijn hurken achter de toonbank en is onzichtbaar. Ik maak me kenbaar en vraag of het hem al gelukt is een tekening te maken. ‘Ik ben er nog niet aan toegekomen’, zegt hij, en trekt ostentatief de enveloppe uit de stapel papieren, ‘Volgende week’. De week daarna meld ik me weer, en weer zit hij verscholen achter de toonbank. ‘Ik denk niet dat ’t wat gaat worden, jongen, ik ben het vergeten mee naar huis te nemen’, zegt Winston als hij me ziet, ‘Morgen heb ik vrij, dan neem ik ‘m vanmiddag mee en ga ik m’n best doen voor je, sorry’. ‘Ok, dan kom ik vrijdag weer’, zeg ik. ‘Ja man’, is zijn reactie. De vrijdag daarop laat Winston me inderdaad de tekening zien die hij heeft gemaakt, ook schreef hij een toelichting.
Winston is in China geboren en woonde van zijn 7de tot zijn 14de in Suriname. Toen hij in 1986 naar Nederland kwam was zijn vader daar al 3 jaar, samen met een compagnon zette hij Supertoko op. Sindsdien is Winston nooit meer terug geweest in Suriname. Hij voelt ook niet de minste behoefte, zegt hij, iets wat alles te maken heeft met het politieke klimaat in Suriname.
In de winkel zijn veel verschillende artikelen te koop. Het aanbod is een mix van bijvoorbeeld Surinaamse sauzen, cosmetica en levensmiddelen uit de V.S., Chinese artikelen en spullen uit andere landen. Ik vraag Winston hoe groot de Chinees-Surinaamse gemeenschap in de Bijlmer is en of Chinese Surinamers onderling veel contact met elkaar hebben. ‘Daar houd ik me niet mee bezig’, is zijn antwoord, het hokjesdenken is hem vreemd. Hij trekt met iedereen op en zijn klanten komen uit alle windstreken. Wanneer er even later een spaans sprekende vrouw binnenkomt spreekt hij haar aan met ‘mama’ en doet zijn zegje in het spaans.
Amsterdamse Poort, hét winkelcentrum van Amsterdam Zuidoost is in de loop der jaren wel achteruit gegaan, vindt Winston. Het winkelaanbod is afgenomen, de diversiteit verschraalde, of, zoals Winston het zelf formuleert ‘het assortiment is gaan verbasteren’. Volgens hem is nu 80% van het winkelaanbod op eten afgestemd. Dat lijkt me een hoog percentage, maar ik hoor van meerdere winkeliers dat het aanbod vroeger diverser was waardoor ze ook een ander publiek wisten te trekken. De wat rijkere mensen zijn veelal weggetrokken naar bijvoorbeeld Almere, zelf woont hij al sinds 1986 in Almere. De minima zijn gebleven en hebben het moeilijk, hun koopkracht is achteruit gegaan. ‘Ik zal je wat vertellen’, zegt Winston. ‘Een goede klant van mij had ik al een tijd niet meer gezien dus ik vroeg haar waarom ik haar zo lang niet had gezien. Ze vertelde dat ze elke maand met de bus naar Duitsland ging om daar boodschappen te doen’. ‘Naar Duitsland?’ vraag ik verbaasd. Winston legt uit dat er een hele groep mensen is die maandelijks € 26 neerlegt voor een retourtje Duitsland. Kennelijk is het ondanks de prijs van het buskaartje aantrekkelijk genoeg om daar in het groot in te slaan.’Je moet creatief met geld omgaan om rond te komen’, zegt hij. Er zijn weliswaar minder klanten dan vroeger, gelukkig weet hij zelf het hoofd boven water te houden.Als kleine zelfstandige heeft hij iets in huis wat een supermarkt nooit kan bieden: ‘Persoonlijke aandacht, daar moet je op uitblinken’, zegt hij. ‘De gunfactor is ook groot’, voegt hij daaraan toe.
Natuurlijk was het vroeger niet allemaal beter, dat weet Winston ook wel. ‘Ik groeide op in het oude Ganzenhoef, weet je wat ik bedoel?’ vraagt hij. Het was er ruig, maar toch is er nooit iets gevaarlijks gebeurd. Op die ene keer na, maar dat was pas in 2016. Hij weet het nog precies, het was11 augustus, een uur of drie, vier. Twee jonge jongens bedreigden zijn zus met een mes, hij was zelf niet in de winkel. ‘Het overviel haar letterlijk en figuurlijk’, vertelt Winston, tegen de jongens zei ze ‘Meen je dat nou?’ Er waren klanten in de winkel en waarschijnlijk omdat zijn zus zo echt oprecht verbaasd was, ‘ze dacht dat het een grapje was’, taaiden de overvallers weer af, zonder buit. Het enige dat nog naar de overvalpoging verwijst zijn de sporen van het mes over een sticker op de kassa.
Regine Kamerling en office manager Beryl Craandijk
Regine Kamerling , dochter van Gambiaans/Surinaamse ouders, woonde van haar eerste tot haar zesde jaar in Gambia. Dat ze uiteindelijk in de modewereld zou belanden was al vroeg duidelijk. Als meisje had ze wel 50 barbies die ze steeds opnieuw aan en uit kleedde. Toen ze na de middelbare school tegen haar moeder zei dat ze een mode-opleiding wilde volgen was haar moeder niet meteen enthousiast. ‘Je kan beter een opleiding doen waar je geld mee verdient’, was haar reactie. Regine hield echter voet bij stuk en begon met een mode-opleiding, daarna volgde ze de opleiding Communicatie aan de HvA. Na haar studie werkte ze een tijdje bij de ING, eerst bij de Auditing-afdeling en vervolgens bij Public Affairs, maar ze voelde zich niet echt op haar plek. ‘Wat me frustreerde bij de ING is dat ik mensen niet kon bereiken’, zegt ze nu.
Na wat omzwervingen kwam ze op de plek waar ze nu zit, ze is nu 5 jaar zelfstandig ondernemer. Ze vindt dat iedereen zijn/haar gevoel moet volgen, je moet doen wat je hart je ingeeft. Met haar positieve energie hoopt ze anderen iets te leren, ze wil graag andere mensen laten voelen dat ze er toe doen: ‘Bij mij gaat het erom dat ik mensen raak, ik wil mensen ervan bewust maken dat je het verschil kan en mag maken’. Wanneer mensen bij haar komen om kleren op maat te laten maken is hun reactie vaak ‘Oh, eindelijk laat ik iets op de hand maken’. Regine zegt dan altijd ‘je ziet het niet, je voelt het niet, maar de kleding die je in een winkel koopt is ook op de hand gemaakt’. Mensen realiseren zich vaak niet dat elk kledingstuk in meer of mindere mate handgemaakt is en dat de omstandigheden waaronder de kleding wordt gemaakt vaak bedroevend zijn.
Regine vertelt dat ze nu zo’n dertien jaar praktiserend moslima is, van huis uit was ze al vertrouwd met de islam. Maar pas op dat moment begon ze zich echt te interesseren voor verschillende religies, ze las boeken over het jodendom, het christendom en de islam. ‘We hebben christenen, boeddhisten, niet gelovigen en moslims in onze familie’, zegt Regine.Toen ze eenmaal de islam had herontdekt was haar voornaamste doel ‘anderen te helpen hun doel naar de weg van het leven te vergemakkelijken’. ‘We zijn een kudde dieren, we versterken elkaar, we horen bij elkaar’, zegt Regine over haarzelf en haar medemensen. ‘Door de islam heb ik die visie weten te creëren’, zegt ze.
Regine’s eigen dromen zijn groot, ‘Als ik groter wil worden moet ik risisco’s nemen’, zegt ze. Een van haar plannen is om ooit een modemuseum in Suriname op te zetten, en later ook een in Gambia. Het nu bestaande kotomuseum in Paramaribo is weliswaar een mooie plek, maar eigenlijk is het niet meer dan ‘één arm van een heel lichaam’. Haar museum wordt een plek waar alle soorten klederdrachten van de diverse bevolkingsgroepen van Suriname te zien zullen zijn.
Ze vindt het belangrijk krachten te bundelen, en niet alleen op modegebied, ‘ik werk continu aan teambuilding’, zegt ze. Zo helpt ze bijvoorbeeld een Gambiaanse vrouw bij het opzetten van een B&B. Via facebook geeft ze adviezen over de zakelijke kanten, over de inrichting en andere praktische zaken. In december gaat ze er zelf een kijkje nemen, ze is mentor en inspirator tegelijkertijd. Elkaar vooruit helpen, dat is haar motto.
Gitta Grol
Gitta Grol, de vrijwilligster die twee dagen per week in het centrum voor beeldende kunst werkt en zich in korte tijd onmisbaar heeft gemaakt zal op mijn verzoek haar lievelingsvoorwerp beschrijven en tekenen. Wanneer ik een paar dagen later terugkom zit Annet Zondervan, de directeur van CBK Zuidoost, samen met Gitta te lunchen. Annet gaat de volgende dag met vakantie en stelt voor dat zij het object beschrijft en Gitta er een tekening bij maakt. Zo gezegd zo gedaan. In mum van tijd liggen tekening en tekst op tafel.
Stichting Centrum Beeldende Kunst Zuidoost is al 30 jaar hét expertisecentrum voor actuele beeldende kunst met interculturele accenten. Zij brengt kunst bij het grote publiek door haar tentoonstellingsprogramma, workshopprogramma, kunstuitleencollectie, kunstlessen, artist-in-residence, opdrachten en debatten.
Haar programma is gebaseerd op actuele ontwikkelingen in de samenleving. Centrum Beeldende Kunst Zuidoost is er voor iedereen die van kunst houdt. Bij CBK Zuidoost kan je kunst zien, lenen, maken en erover praten.
Anju Lachmansingh
‘Het enige adres voor de nieuwste indiase mode – Pooja artiekelen & alle Surinaamse culturele benodigdheden.’ staat er op de sticker die de vrouw achter de toonbank, Anju Lachmansingh, in mijn schriftje plakt. Het woord pooja, ook wel geschreven als puja, komt uit het Sanskriet en betekent eerbied, eer, hulde, aanbidding. Eerbied voor de goden, hulde aan de gasten die je thuis ontvangt en hulde aan bijvoorbeeld bijzondere (religieuze) gebeurtenissen.
Bharat Lachmansingh is een bomvolle winkel vol aantrekkelijke spullen, variërend van religieuze artikelen als Christusbeelden en Ganesha-posters tot kaarsen, fraaie gewaden, schoenen, boeken, CD’s en schoolschriftjes. Het is een echt familiebedrijf, al voor 1970 begon de familie Lachmansingh met het opbouwen van hun imperium. Eerst in Den Haag, daarna in Rotterdam en sinds 1980 in winkelcentrum Ganzenpoort in Amsterdam Zuidoost. De winkel in Rotterdam beslaat zo’n 400 m², die in de Bijlmer is 150 m². Op twee tafels vlakbij de entree liggen allemaal gouden bandjes en versierselen, Anju Lachmansingh vertelt dat die daar staan met het oog op Raksha Bandhan, het broeder-zuster feest.
Zussen binden een bandje, de rakhi, om de pols van hun broer(s) en bezegelen daarmee hun onderlinge liefde voor het komende jaar. De broer(s) op zijn/hun beurt geven de zus(sen) kleine geschenken. Dit jaar valt Raksha Bandhanop 26 augustus, vrouwen kunnen hun broer(s) nu al per post een rakhi sturen. ‘Als u hier op 25 augustus komt is de winkel helemaal vol’, zegt Anju. Ik vraag haar welke kaarsen uit het enorme assortiment het best verkopen, ze denkt dat dat toch de geluk- en succeskaarsen zijn. Want wie wil er nu niet een kaars opsteken ten behoeve van zijn of haar eigen geluk of het geluk van anderen? De Lachmansingh’s zijn echte ondernemers, ze importeren niet alleen heel diverse artikelen, maar produceren zelf ook artikelen die ze niet alleen in hun eigen winkels verkopen maar ook elders. Anju laat me een paar CD’s zien die haar vader en oom produceerden samen met bekende indiase zangers. Ik vraag haar hoe ze dat aanpakken, gaan ze naar India en benaderen ze gewoon ter plekke zangers en muzikanten? Zo gaat het ongeveer wel, vertelt Anju, ‘Eén zanger was een legend in India, Pradeep, ik weet niet of u die kent, hij is al overleden’. Haar oom produceerde een CD met hem, hij staat zelf heel klein op de achterzijde van de CD, samen met zijn dochter en Pradeep. De destijds opgenomen muziek is nooit op CD gezet en de oom van Anju is inmiddels ook overleden. Anju’s vader is nog steeds van plan een CD samen te stellen van deze opnames, het is immers bijzonder materiaal dat niemand kent.
Anju toont me een door haar vader ontwikkelde ijsschaaf, aan de familienaam bovenop de schaaf valt niet te ontkomen. De schaaf is licht en handzaam en vindt gretig aftrek tijdens het Kwakufestival, en ook kopen mensen er een voor eigen gebruik thuis. Lachmansingh, een hindostaanse ondernemersfamilie in hart en nieren, al decennia actief in Nederland.
Juiciety – Heesterveld 117
Bettina Perremuto en Cheryl Simson
Juiciety is het initiatief van twee enthousiaste vrouwen, Bettina Perremuto en Cheryl Simson. Cheryl volgde een aantal jaar geleden een cursus zakelijk schrijven voor vrouwelijke ondernemers, waarbij ze uiteindelijk een idee moest uitwerken tot een project. Samen met Bettina startte ze in 2015 Juiciety en met hulp van stichting Mama Louise openden ze hun eerste Caraïbisch geïnspireerde sapwinkel.
Stichting Mama Louise helpt samen met o.a. woningbouwvereniging Ymere jonge startende ondernemers hun plannen te concretiseren. Gedurende een half jaar bieden stichting en woningbouwvereniging een startlocatie aan, de zogenaamde wisselwinkel. Wanneer het concept aanslaat krijgt de ondernemer de kans een doorstart te maken op een andere locatie.
Het concept van wisselwinkel past helemaal in deze tijd waarin kleinschaligheid en authenticiteit een tegenwicht vormen tegen de commercialisering van de maatschappij. De website van mama Louise zegt er dit over: ‘Mama Louise stimuleert échte mensen uit de buurt, bij de gemeente, instellingen, sociale ondernemingen en initiatieven die willen handelen en ontwikkelen. Zij staat voor de lokale kunde, potenties en talenten zichtbaar te maken en te laten manifesteren in de straat of wijk.’
Volgens Bettina Perremuto en Cheryl Simson is Amsterdam Zuidoost een van de ‘zwaarste’ stadsdelen. Vanuit deze gedachte startten ze hun zaak. Ze besloten gezonde sappen en smoothies te maken van Caraïbische groente- en fruitsoorten, ‘in andere sapbarren misten we de herkenbaarheid van de eigen roots’. Je zou hun winkel kunnen zien als een ode aan de Surinaamse groente- en fruitsoorten. Met hun smoothies en sappen waarin ze tajerblad, sopropo, madame Jeanette, gember en/of kokosmelk verwerken hopen Bettina en Cheryl mensen nieuwsgierig te maken naar onbekende smaken. Tegelijkertijd willen ze hun publiek op deze manier kennis bijbrengen over de exotische bestanddelen van hun sappen.
Hun droom is om in de toekomst een paar Juiciety-vestigingen in het Caraïbisch gebied op te zetten. In Suriname zit er bijvoorbeeld heel veel suiker in de sapjes, iets wat helemaal niet nodig is om een lekkere smaak te krijgen. En ook zouden ze heel graag een Juiciety festival organiseren, een plek waar entertainment en gezondheid samenkomen. Groente, fruit, yoga, beweging en vertier, allemaal samen in de blender.
Ahmed Shazad werkt nu zes jaar in de winkel in de Shopperhal. Suhail cosmetics zou je kunnen omschrijven als een winkel voor hem en haar of een winkel voor huid en haar. Het familiebedrijf bestaat al 30 jaar, Ahmed wist altijd al dat hij de winkel eens zou overnemen.
Als ik voor de eerste keer in de winkel kom vraag of ik wat foto’s mag maken, het is een behoorlijk fotogenieke winkel met al die diverse setjes haren aan kleerhangers aan het plafond, Ahmed Shazad vindt het prima. We raken aan de praat en bij het weggaan koop een ik klein doosje lipgloss, hij vertelt me dat ik het op de lippen van m’n vriendin moet smeren en haar dan moet kussen. Vuur!
Vaak werkt ook Shurley in de winkel, zij is geen familie. Shurley is het aanspreekpunt voor veel vrouwen, ze maakt desgevraagd vrouwen in de winkel op. Wanneer ik Ahmed vraag wat hij het leukste aspect aan zijn werk vindt roept zij heel ad rem ‘Mensen opdracht geven’, waarmee ze de interne arbeidsverhoudingen blootlegt. ‘Mensen advies geven’, antwoordt Ahmed op mijn vraag, hij vertelt zijn klanten graag voor over de producten die hij verkoopt. En als zijn adviezen goed uitpakken komen de klanten vanzelf weer terug.
Thelma’s fashion – Bijlmerplein 688U (Shopperhal)
Thelma met kleindochter Alisha
Voordat Thelma Raghoebarsingh zes jaar geleden haar unit in de Shopperhal betrok, stond ze 20 jaar op verschillende markten in en rondom Amsterdam met haar kleding. Ze genoot van het marktbestaan, en de klanten ook van haar kleren, ‘iedereen was weg van mijn kleding’. Op mijn vraag waarom ze de markt in 2012 verlaten heeft zegt ze dat je naarmate je ouder wordt, het buitenbestaan ook kouder wordt. Thelma’s fashion is een familiebedrijfje, kleindochter Alisha maakte de tekening van het door Thelma gekozen favoriete object dat een vaste klant voor haar meebracht uit Marokko. Rond 1980 volgde Thelma de mode-opleiding aan de Gerrit Rietveld Academie (GRA), tijdens haar studie had ze al twee kinderen. Nu heeft ze er vijf, vijf meisjes. Haar kleindochter Alisha houdt erg van tekenen, wellicht is de oriëntatiecursus op de GRA iets voor haar.
Agnes Bijoux – Bijlmerplein 689-L UNIT 68 (Shopperhal)
Agnes lijkt eerst wat geresereveerd, wat op haar hoede. Maar al snel vertelt ze gepassioneerd over haar winkel, en dan met name over haar nieuw opgezette kinky-lijn. Ze werkt al 30 jaar op deze plek, net als haar overbuurvrouw mevrouw Vink heeft ze het allemaal zien veranderen. ‘Vroeger was er een notenbar, een kaaswinkel en kon je luxe lingerie en mooie kousen kopen in de Shopperhal. Maar dat is allemaal niet meer. De mensen hebben geen geld meer’. Mevrouw Vink zei ook al dat de mensen geen geld meer hebben, en ook Bibi vertelde me dat ze vroeger veel meer verkocht dan nu, de mensen houden de hand op de knip. Ik spreek mijn verbazing hierover uit, de crisis is toch voorbij, mensen hebben toch weer geld te besteden? Niet in Amsterdam Zuidoost kennelijk. Iedereen in de Shopperhal moet een behoorlijke omzet draaien om alleen al de huur van € 1450 per maand inclusief btw en stook- en servicekosten te kunnen betalen. ‘En dan heb je alleen de kale ruimte, geen deur, geen water, geen licht’, zegt Agnes. ‘Wat leeg komt te staan wordt, als er al een nieuwe winkel komt, opgevuld met eten en kleding, Ze knappen de boel niet meer op, ze laten de boel afsterven’, zegt ze.
Sinds twee jaar heeft Agnes zich op een heel ander terrein dan het ontwerpen van sieraden begeven. Misschien was de eerste aanzet al zichtbaar toen ze slippers van studs voorzag, ze kregen plotseling een heel andere lading. Op pinterest zag ze vervolgens beelden waar ze heel enthousiast van werd en dacht ‘dat kan ik ook zelf maken’. Ze wist eerst niet welk materiaal gebruikt was, maar toen ze erachter kwam dat het rubber was wist ze genoeg. Ze benaderde een fietsenmaker en vroeg of hij oude binnenbanden voor haar wilde bewaren. Nu haalt ze bij wel 20 fietsenmakers in de stad oude binnenbanden op, ‘m’n hele auto ligt nu ook weer vol’. Het maken van de rubberen kledingattributen is een arbeidsintensief proces: halen, wassen, stansen, het zijn allemaal unica die ze maakt.
Als ze een favoriet voorwerp moet kiezen weet ze meteen wat ze zal kiezen: de rubber vrouwenkraag waarmee het allemaal begon. De kinky attributen die ze maakt zien er soms ‘lichter’ uit dan je van rubber zou verwachten, sommigen lijken wel uit zwarte veren te zijn opgebouwd, ze hebben bijna iets frivools. Maar ze maakt ook meer dominante kledingstukken zoals rubberen harnassen en zwepen. Behalve in de winkel veroopt ze haar creaties ook op SM- en eroticabeurzen. Agnes ontwierp zelf altijd al heel veel sieraden voor haar winkel, het ontwerpen van deze kinky atributen geeft haar pas echt voldoening. Steeds bedenkt ze weer nieuwe creaties, een veren-vleugel-stola voor mannen is haar meest recente ontwerp.
Haar leven ziet er wel anders uit dan twee jaar geleden, vertelt ze. Na het werk in de Shopperhal gaat ze straks om 18.00 uur naar huis, eet snel een hapje, verkleedt zich, om vervolgens door te rijden naar een kinky feest waar ze haar rubberen collectie aan de man probeert te brengen. Als het feest afgelopen is heeft ze er een werkdag van 22 uur op zitten.
In het begin keek ze haar ogen uit op dergelijke feesten, nu allang niet meer. ‘Het publiek is heel divers: mannen, vrouwen en ook stellen. De gemiddelde leeftijd ligt denk ik rond de 50 jaar’.
Vooralsnog presenteert ze haar rubberen ontwerpen op paspoppen, ze is van plan binnenkort echte modellen te gaan gebruiken. Ze heeft een fotograaf gevonden die graag een fotoshoot op een kerkhof wil doen. Dat is nog best lastig, ‘er zijn in Nederland maar twee kerkhoven waar dat mag’. ‘Waarom een kerkhof?’ vraag ik. ‘Ja, dat is weer eens wat anders’, antwoordt ze.
Wanneer ik de tekening+tekst kom halen blijkt Agnes niet zelf in de winkel te staan. De vrouw achter de kassa helpt een meisje dat net een grote bling-bling-ketting koopt, het is een kadootje voor haar eigen verjaardag, ze kreeg het geld voor de ketting van een bekende.
Wanneer het meisje met haar ingepakte ketting is vertrokken vraag ik de verzorgde vrouw achter de kassa of zijzelf in de kinky wereld zit. ‘Nee’, zegt ze, ‘helemaal niet, alleen hier. Ik geniet er enorm van, elke dag nieuwe verhalen. Ik weet alles, maar ik zeg niets’.
Nathalie’s winkeltje – Bijlmerplein 690 F-G/ 689-G (Shopperhal)
Nathalie’s winkeltje bestaat uit 6 units die door 3 zussen bestierd worden, Nathalie, Clau en Stienie. Als favoriet voorwerp hebben de zussen een paspop gekozen die nog door oma Annie is beschreven. Oma Annie leerde hun hard te werken en positief in het leven te staan, wat voor elkaar over te hebben. Ze was echt een voorbeeld voor hun, net als hun vader Joop Rooze dat is. Vader Joop is ook wel bekend als ‘de burgemeester van de Albert Cuyp‘ en
‘Amsterdammer van het jaar‘ (2009).
Clau, oma Annie en Nathalie
Ik vraag aan Clau of ik een foto van haar mag maken, ze zegt dat Stienie dat beter kan doen. ‘Stien, die meneer wil een foto maken, wil jij dat doen?’ roept ze naar haar zus. Stienie wil best poseren, eerst alleen en daarna met de paspop. Op aanraden van Clau wordt de pop voorzien van hetzelfde jurkje als Stienie draagt, en ook de locatie van de fotoshoot kiest Clau zorgvuldig uit, ‘Voor die paal ziet er toch niet uit?’, zegt ze. Stienie stelt voor ook de tekst van oma Annie te laten zien. ze tilt het jurkje van de paspop op, precies tot onder haar borsten, want ‘het moet wel netjes blijven’.